Atheïsten geloven ook, en dat beïnvloedt hun mening over God
|Atheïsten geloven ook. Met zo’n openingszin jaag ik een flink aantal godsontkenners de gordijnen in (om Simon Rozendaal te parafraseren). Laat ik dan ook maar meteen wat nuance aanbrengen: Atheïsme is geen religie, en het is ook niet een geloof. Maar ze geloven dus wel, die god-lozen. Hun opvatting over het niet-bestaan van god(en) is namelijk van groot belang voor hun levensbeschouwing.
Want als je geen rekening hoeft te houden met een hogere macht die je tijdens of na je leven in de gaten houdt, beoordeelt, beloont, bestraft, becommentarieert, verandert, verbetert, vernietigt, etc. sta je op een andere manier in het leven dan iemand die dat wel gelooft. Omdat er zowel binnen de groep theïsten als atheïsten grote verschillen bestaan, kunnen we niet dé atheïst met dé theïst vergelijken, en kan het voorkomen dat de consequenties die sommige niet-gelovers trekken uit het niet-bestaan van god(en) heel dichtbij de consequenties liggen van sommige godsgelovers. Daarom is atheïsme ook geen religie of geloof. De manier waarop mensen die Gods bestaan ontkennen omgaan met die opvatting verschilt van persoon tot persoon. Behalve de ontkenning is er niets dat hen per definitie bindt, zoals dat bij gelovigen vaak wel het geval is.
Dat atheïsten geloven komt dus niet door de gevolgen die zij trekken uit hun opvatting, maar door het feit dat hun ontkenning gevolgen heeft. Hun geloof heeft veel invloed op de manier waarop zij hun leven invullen en beleven. Ik geef een paar hypothetische voorbeelden (die dus hoeven op te gaan voor (alle) atheïsten). Godsontkenning kan leiden tot een pluk-de-dag levenshouding omdat je maar één keer leeft. Het kan andersom ook leiden tot de wens om juist veel betekenis te geven aan het leven nu om een positieve impact te hebben op de toekomst van het leven. Voor sommige atheïsten leidt het tot een ‘wie maakt mij wat’ houding: “It’s my life and I do what I want!” Atheïsme kan leiden tot fatalisme: we gaan allemaal toch dood! Of juist bevrijden van de angst voor een oordeel van een hogere macht. Godsontkenning kan ook leiden tot een bewustwording dat we zelf de hoogste macht zijn, en daar verantwoordelijk mee om moeten gaan. Kortom, de ontkenning van het bestaan van god(en) heeft vrijwel altijd een grote impact op iemands leven, al kan die impact van persoon tot persoon verschillen.
Daarin zijn godsontkenners niet anders dan godsgelovers, want ook voor die 2e groep geldt dat hun geloof impact heeft op hun leven, ook al is dat voor elke godsgelovige anders. Dan zou je kunnen zeggen dat het kennelijk geen verschil maakt of je wel of niet in god(en) gelooft, want dit geloof leidt nooit tot dezelfde uitkomst. Kennelijk maakt het wel of niet geloven in god(en) niet het verschil tussen de manier waarop wij ons leven invullen, maar vooral ons karakter, onze omgeving, onze ervaringen, etc.
Maar het doel van dit blog is niet om aan te tonen dat de mate waarin je geloof in het bestaan van een god altijd tot een bepaalde uitkomst leidt, maar dat het voor vrijwel iedereen een grote impact heeft. Voor één persoon kan het wel of niet ontkennen van goden het verschil maken tussen een conservatieve, sobere leefwijze en een hedonistische levenshouding. Een ander verandert na het verlies van zijn godsgeloof misschien van een hoopvol mens in een fatalist. Dat het voor ieder persoonlijk verschillende gevolgen heeft, wil niet zeggen dat het niet van belang is, integendeel.
Als jij als lezer vandaag wisselt van standpunt over het bestaan van een god, dan zal dat vrijwel altijd direct gevolgen hebben. Dat blijkt al in de praktijk door de manier waarop je je leven invult, door wel of niet meer naar bepaalde bijeenkomsten te gaan, of door bepaalde regels en beperkingen te volgen, of er juist mee te stoppen. Dieper heeft het ook impact op je zelfbeeld. Het maakt nogal veel uit of je zelf de hoogste autoriteit bent in je leven, of niet. Wel of niet in goden geloven is dus geen neutrale opvatting, voor niemand niet. Het is niet zo dat een atheïst neutraal over goden na kan denken, terwijl een godsgelovige er subjectief in staat. Het godsstandpunt is voor niemand een afstandelijk rationeel iets. Het is een standpunt dat ons raakt in de kern van ons bestaan. Daarom kun je ook niet zeggen dat een godsontkennende levenshouding neutraal is, of dat een theïst in een discussie over het godsbestaan een bias heeft, terwijl de atheïst rationeel de zaak kan bekijken. Want stel je voor dat de theïst de discussie wint en de atheïst van het bestaan van een god overtuigt, dan staat het leven van die laatste op z’n kop!
En daarom kun je een atheïst ook niet overtuigen met argumenten, net zo min als je dat bij een godsgelover kan. Want in de discussie gaat het niet om de rationele afwegingen, maar om de vraag of iemand zijn leven wel op z’n kop wil zetten. In elke discussie over het bestaan van een god staat onze persoonlijke identiteit ter discussie. De godsontkenning is een deel van de identiteit van een atheïst, en omdat die opvatting over de afwezigheid van het bestaan van goden nooit wetenschappelijk bewezen kan worden (het negatieve kan namelijk niet bewezen worden, en dat kunnen we de atheïst ook niet verwijten, en het maakt zijn positie ook niet ongeloofwaardig), blijft het geloven. De atheïst gelooft en vertouwt erop dat de manier waarop hij denkt en leeft niet verkeerd blijkt te zijn omdat er toch een god blijkt te zijn. Hij vertrouwt erop dat er geen goden zijn, zoals hij al vermoedde. En voor de atheïst zal het even slikken zijn als er na de dood toch een god met een hiernamaals zal blijken te bestaan. (Net zoals het een grote shock zou zijn voor de theïst is als het allemaal een illusie bleek te zijn. Met dat verschil dat die laatste shock natuurlijk nooit beleefd kan worden, eenvoudigweg omdat je daarvoor nou eenmaal een leven na de dood moet hebben.)
Daarom is een atheïst een gelovige. Zijn levenshouding wordt grotendeels vormgegeven door een opvatting die hij niet bewijzen kan. Hij vertrouwt erop dat het leven stopt bij de dood. Daarom is het atheïsme niet een neutrale, basishouding, maar één van de vele mogelijke levensbeschouwingen. Je voedt je kind dus ook niet neutraal op als je het zonder godsgeloof opvoedt. Het zou het gesprek tussen theïsten en atheïsten helpen als die laatste groep dat ook erkennen zou. Want elk gesprek verloopt beter als beide partijen ten minste zich bewust zijn van hun eigen persoonlijke betrokkenheid op het onderwerp.