Briefwisseling met reformatorisch docent godsdienst Geert de Korte

Geert de Korte is godsdienstdocent op een reformatorische school, hij reageerde op mijn oproep aan oa. leraren om lef te tonen rondom homoseksualiteit.

Geerts 1ste brief
Mijn 1ste reactie
Geerts 2e brief
Mijn 2e reactie
Geerts laatste brief
Mijn laatste reactie
Lees hieronder mijn 1ste reactie:


Beste Geert,

Hartelijk bedankt voor je brief in reactie op mijn roep om lef en leiderschap rondom homoseksualiteit in reformatorische kringen. Je schrijft terecht dat het hart van mijn betoog is dat de reformatorische visie op homoseksualiteit verkeerd is. Daarom moeten we ons niet bezig houden met het blussen van brandjes, of verontwaardigd en verdrietig van incident naar incident springen, maar het over die visie zelf hebben. Dat doe je in jouw brief heel helder, ik reageer daarom graag.

Je schrijft dat als onze uitwerking van Gods gebod trauma’s veroorzaakt we iets niet goed doen, en zoekt de oplossing dan nadrukkelijk niet in het aanpassen van het gebod, maar in het veranderen van de manier waarop wij met het gebod omgaan. Het afschaffen of veranderen van de Bijbel is inderdaad niet de bedoeling. Maar de herbezinning op ons omgaan met Gods wil begint met de vraag of we Zijn wil wel goed hebben begrepen. Dat lijkt soms zelfs een vanzelfsprekendheid te zijn. Als die bezinning eerlijk plaatsvindt rondom een open Bijbel, en de eigen overtuiging wordt dan niet door de Geest omver geblazen, dan pas komt de vraag naar onze toepassing op de agenda.
Ik heb de indruk dat dit nog weleens andersom gebeurt. Dan loop je het risico dat ons nadenken over ons omgaan met homo’s allereerst in dienst komt te staan van het vasthouden van ons standpunt. Maar als het standpunt verkeerd is brengt het slechte vruchten voort. Jezus leert met de boom en zijn vruchten dat de gevolgen van belang zijn voor onze ethiek. Als Paulus in de Romeinenbrief de wet koppelt aan de liefde doet hij hetzelfde: Elk gebod wordt samengevat door de liefde, daarom is de liefde, die de naaste geen kwaad doet, de vervulling van de wet. Je schrijft dat je vragen hebt bij de “utilistische ethiek”, welke vragen zijn dat?

Toen ik een oud-predikant vertelde over mijn publicatie over homoseksualiteit vroeg hij hopend: “Heb je iets nieuws gevonden? Heb je toch ruimte gevonden in de Bijbel?”. Zijn nieuwsgierigheid en hoop overweldigde me. Dat is denk ik de juiste houding als een ander aan ons standpunt schudt. Veel christenen zeggen dat ze niet begrijpen waarom God homoseksuele relaties zou verbieden, maar Hem toch willen gehoorzamen. Die gehoorzaamheid past elke christen. Tegelijk zou hun niet-begrijpen een reden moeten zijn om zich af te vragen of het niet het gebod zelf is dat ze verkeerd begrepen hebben.

Ik geloof van harte dat jullie op de reformatorische scholen de homoseksuele leerlingen echt een veilige plek willen geven, waar zij zich thuisvoelen en weten dat ze erbij horen. Als God homorelaties niet toestaat is gehoorzaamheid vanzelfsprekend. Dan horen de welgemeende veilige plaats én de afwijzing van homorelaties bij elkaar als kerndoelen. Alleen geloof ik dat die twee slechts voor een enkeling samen kunnen gaan. Homoseksualiteit is een diep onderdeel van iemands wezen. Je kunt het uitoefenen van de bijbehorende verlangens niet afwijzen zonder ook de persoon in haar of zijn wezen te raken. Als de praktisering van het verlangen zondig is, dan komt ook het verlangen zelf onder vuur te liggen. Ook de homo die principieel single blijft wordt daar dag in dag uit mee geconfronteerd.
Het is niet te vergelijken met gevoelens voor de partner van een ander, of exentrieke seksuele fantasieën. Dat zijn specifieke vormen van heteroseksualiteit waar alternatieven voor zijn. (Bijvoorbeeld je eigen partner, of gangbare vormen van seksuele intimiteit). Toch zullen maar weinig christenen publiekelijk er voor uit willen komen dat ze verliefd zijn op hun getrouwde collega of het liefst sadomasochisme zouden beoefenen in de slaapkamer, ook niet als ze deze verlangens niet concreet willen maken. Wil je hen ook een veilige plaats geven om hier open over te kunnen zijn, en op welke manier?

Verliefdheden gaan over, fantasieën kunnen veranderen, maar homoseksuelen blijven homoseksueel, er is geen perspectief. Christelijke groei, meer kennis van God, meer genade, niks van dat alles leidt er voor christen-homo’s toe dat ze minder homoseksueel worden. Het is van een andere orde dan de strijd die heteroseksuele christenen voeren met hun zondige verlangens.
In die zin gaat de vergelijking die je maakt met pedoseksualiteit wel op. Maar een pedoseksuele relatie is geen variatie op een hetero- of homoseksuele relatie. Je schrijft zelf al dat ze destructief is voor de ander. Het maakt het kind kapot. Daarom wil het  veruit overgrote deel van de pedoseksuelen hun seksualiteit niet uitoefenen. Zij haten hun verlangens juist omdat ze de kinderen tot wie ze zich aangetrokken voelen geen kwaad willen doen. Pedoseksualiteit is ook enkel op de seksualiteit gericht. Een volwassene en een kind kunnen geen werkelijke relatie aangaan, zoals twee volwassenen dat wel kunnen.
Seksualiteit is slechts een onderdeel van een volwassen relatie. In Genesis 2 schept God een tegenover, een ander die een eigen plaats heeft. Iemand om mee te praten, te huilen, te wandelen en te lachen. Een wederhelft die je steunt, je verzorgt als je ziek bent, je tegenspreekt als je de fout in dreigt te gaan, en opraapt als je toch valt. Het is een persoon bij wie je altijd veilig bent, in voor en tegenspoed. Seks is daar een onderdeel van, geen onbelangrijk onderdeel zelfs, het zorgt ervoor dat onze relaties niet alleen geestelijk zijn, maar ook fysiek. Het betrekt er naast de geest ook het lichaam bij. Seks is niet de kers op de taart, het is een volwaardig ingredient.

Je schrijft terecht dat seks begrensd mag worden, en geen must is voor iedereen. Het is huwelijk is niet per se de bestemming voor allen.  Gelukkig ook maar want er zijn veel mensen die als single leven, maar ook voor genoeg getrouwden is seks geen onderdeel (meer) van hun relatie. Maar de vraag die op tafel ligt is niét of iedereen récht heeft op seks en een huwelijk. De vraag is: mogen wij homo’s dit consequent ontzeggen?
Het is goed dat kerken de waarde van het single zijn weer beginnen te ontdekken. Een relatie moet niet vanzelfsprekend zijn. Iemand die bewust alleen blijft is niet zielig. Maar de vraag is of je mensen tot het celibaat mag dwingen? En of deze dwang alleen bij homo’s mag worden toegepast?
Het celibaat draait om veel meer dan seksuele onthouding, dwang veroordeelt het de ander tot een leven zonder tegenover. De vraag die je stelt moet worden omgedraaid, er is geen sprake van dat iedereen moét trouwen of seks moét hebben. De vraag is waarom hetero’s wel mogen trouwen, en homo’s niet?

Tegen die achtergrond betwijfel ik dat een veilig gesprek over homoseksualiteit mogelijk is. Er is geen sprake van een eerlijke verhouding tussen pastor en pastorant. De homo heeft in dat gesprek zondige verlangens die bijvoorbeeld de leraar niet begrijpt of herkent, wellicht zelfs afstotend vindt. De leraar kan ook geen perspectief geven. Hetero en homo leven in twee verschillende werelden. De één kan zelf zijn levensweg bepalen, terwijl hij de ander de mogelijkheden die hijzelf wel heeft en benut ontzegt.
Daardoor wordt het homoseksuele aspect van de identiteit ook extra onderstreept. Het homo-zijn beperkt het leven. Een hetero ervaart zijn heteroseksualiteit niet als deel van zijn identiteit omdat het geen beperkende impact heeft.

Voor jongeren is die impact nog groter. Hun identiteit wordt gevormd. De gesprekken in de pauze gaan over verliefdheden. Jongens en meiden dromen daarover. Vriend(inn)en krijgen verkering. Terwijl zij veel meer zijn dan alleen homo, komt hun homo-zijn hierdoor automatisch centraal te staan.
Dit gebeurt precies als zij hun kindergeloof achter zich laten en zich gaan zich oriënteren op wat het geloof persoonlijk voor hen betekent. Het celibataire traject wordt voor hen één op één gekoppeld aan God. Niet alleen wordt God daarmee verantwoordelijk voor een leven zonder uitzicht op een relatie, andersom vragen veel reformatorische homo’s zich af of zij, met hun verlangens, eigenlijk wel voor God mogen bestaan? De identiteitsstrijd wordt voor velen een geloofsstrijd, een bestaansstrijd.

Ik ben er inderdaad van overtuigd dat de Bijbel alleen in het kader van afgodsrituelen over homoseksualiteit spreekt. Je stelt terecht dat  seks daarin los aanbeden werd als doel in zichzelf. Het gevaar bestaat dat we het nu omgekeerd verkeerd doen, juist door de seks opnieuw los te maken van de hele relatie, en als zonde in zichzelf gaan zien. God veroordeelt prostitutie, maar daarmee is de seksuele component van de heteroseksuele relatie niet verboden. Als God homoseksuele rituelen verbiedt wil dat niet zeggen dat elke homoseksuele relatie verboden is.

Het reformatorische verlangen om Gods wet te gehoorzamen én de homo recht te doen, zie ik. Maar ik geloof dat Gods wil verkeerd begrepen wordt. Verkeerd begrepen wetten hebben in het christendom al eeuwenlang voor onrecht gezorgd. Dat het ook nu we zo welwillend zijn nog tot zoveel slechte vruchten leidt is voor mij een reden om Gods wil opnieuw te onderzoeken. Dat kan alleen als de Bijbel echt een tegenover voor ons is. Als we hem alleen lezen om ons standpunt te bevestigen zullen we zeker onze naaste niet vinden.
Pas als we er van overtuigd zijn dat God van homo’s een leven zonder tegenover verwacht kunnen we gaan nadenken over hoe dat ingevuld moet worden. Het zou wel voor het eerst zijn dat God mensen iets gebiedt dat niet meewerkt voor hen ten goede. Daarom ben ik benieuwd waarom je er zo van overtuigd bent dat trouwe, liefdevolle homoseksuele relaties niet mogen bestaan in de kerk! Waarom is het wel goed dat de homoseksuele mens alleen blijft? Wat geeft voor jou de doorslag?

Hartelijke groet vanuit de verbondenheid in Christus,

Robert

Reacties