God is ook aanwezig in het schemergebied van onze seksuele identiteit
|Is het je weleens opgevallen dat als God dag en nacht schept, de schemering niet genoemd wordt? En als hij de zee en het land schept wordt er geen woord gerept over de branding, waar de golven en het zand in elkaar vervagen. En als God scheiding aanbrengt tussen het hemelgewelf en de aarde worden de bergen niet genoemd, waar de aarde boven de wolken uitsteekt. Zo worden ook de interseksuelen en de transgenders niet genoemd, die zich bewegen tussen het man en vrouw zijn. Bestaan zij daarom niet, en spreekt de werkelijkheid de Bijbel tegen? Of horen zij bij Gods schepping, zoals de schemering, de branding, de bergen, en alle andere schepselen die niet in een hokje te plaatsen zijn?
Interseksualiteit en transseksualiteit zijn geen fetish of exotische seksuele voorkeuren die ontstaat in een hedonistische, van God losgeslagen cultuur. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die geboren worden met zowel mannelijke als vrouwelijke (inwendige en/of uitwendige) geslachtskenmerken of gevoelens. Gelukkig leven we in een tijd waarin we steeds meer oog krijgen voor onze naasten die niet helemaal hetzelfde zijn als wij. Overheden en instanties gaan zich bezinnen over de vraag of het wel nodig is om ons aan te spreken op ons geslacht. Wat doet het er toe als je met de trein reist, of je man of vrouw bent? Is het noodzakelijk dat je geslacht in je paspoort staat? Als christen kan je daar een beetje jaloers van worden, dat de naastenliefde van niet-gelovigen soms oog heeft voor gevoeligheden en noden die wij zelf niet in de gaten hadden.
Maar we voelen ons soms ook aangevallen in onze eigen christelijke identiteit. Is er wel ruimte binnen Gods schepping voor deze mensen? “Als man en vrouw schiep hij hen..” staat er toch? En als je daarbij Deuteronomium 22 leest: “De kleren van een man mogen niet door een vrouw gedragen worden, [en andersom] want ieder die dat doet, is voor de HEERE, uw God, een gruwel.”, dan ga je twijfelen. Op mijn reformatorische middelbare school mochten meisjes daarom geen broek dragen. Nu denken veel conservatieve christenen bij deze tekst aan ’travestieten’, transgenders of interseksuelen. Het zwart/witte onderscheid van Genesis 1 wordt vervolgens gekoppeld aan dit glasheldere verbod, en één plus één lijkt twee te zijn. Is er binnen het geloof wel ruimte voor diversiteit, of moeten we onze weerbarstige werkelijkheid buigen naar de Bijbelse, schijnbaar zwart/witte, duidelijkheid?
Maar we slaan de plank mis als we dit kledingverbod tegen de heidense afgodscultus zomaar één op één toepassen op mensen wiens geslacht zich beweegt in het schemergebied. Op die manier blijven zij die zich duidelijk man of vrouw voelen ook buiten beeld. Kunnen wij deze tekst dan uit onze Bijbel knippen? Of komen christenen die een leven in geloofsvertrouwen op God vermengen met afhankelijkheid aan de welvaartseconomie dichter in de buurt van dit vermenginsgverbod? Moeten we bijvoorbeeld denken aan de groteske porno-cultus waarbij mensen allerlei seksuele rollen op zich nemen om de consument seksueel mee te vermaken? Dat zijn vragen die ons dieper raken dan uitleggingen die we naar mensen toe kunnen schuiven die naast hun identiteitsconflict niet ook nog een geloofscrisis aangepraat kunnen gebruiken.
Want als God ons opzoekt beweegt hij zich juist tussen de grenzen van zwart en wit. In Jezus Christus is hij God én mens! Hij loopt over het water, beweegt zich tussen de Romeinen, de Joden en de Samaritanen in. Zijn volgelingen vergelijkt hij met eunuchen, de interseksuelen van zijn tijd. Hij leert ons dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Volgens Paulus doet het voor zijn volgelingen er niet meer toe of ze man of vrouw zijn. Als Jezus aan het kruis hangt, tussen hemel en aarde in, wordt het aardedonker, midden op de dag. Hij sterft, maar staat op in de schemering, “Laat na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week” (Mat 28:1). Dat de schemering niet genoemd wordt in Genesis, wil niet zeggen dat God haar niet schiep, samen met de branding en de bergen. En als Jezus terugkomt zal er geen door de zon beschenen dag, of door de maan verlichte nacht meer zijn, maar zal de heerlijkheid van God ons verlichten.
Voor ons, orthodoxe christenen, is onze identiteit nogal eens een dingetje. We hangen onze geloofsidentiteit aan de manier waarop we de Bijbel lezen, en als die leeswijze een betekenis oplevert die niet lijkt te stroken met de biologische werkelijkheid, dan willen we die werkelijkheid het liefst naar onze bijbeluitleg toebuigen. Maar op die eerste dag van de week waren het Maria en Maria die Jezus juist in de schemering gingen zoeken, en hij liet zich toen vinden. Hij is een rots in onze branding, gaf ons de opdracht om een stad op een berg te zijn, om een licht te zijn, geen duisternis. We mogen getuigen van hem die zei: “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.” (Mat 11:28-30