Goedbedoeld falen
|Onbedoeld
Onze vriendin vertrok vanwege een studie project voor een jaar naar Amerika. Als vriendengroep waren we bij elkaar gekomen om afscheid van haar te nemen en een cadeau te geven. Een mooie laptop die ze kon gebruiken voor studie, werk, ontspanning, en vooral natuurlijk om contact met ons te houden. Het feestje was gezellig, en ook een beetje weemoedig. Zoals afgesproken stond ik op een gegeven moment op en begon te speechen. Een beetje uit de losse pols over elkaar missen maar ook dat ze eindelijk eens goed Engels zou leren. Er werd gelachen. Toen haalden we de laptop te voorschijn, niet echt een verassing want we hadden het natuurlijk afgesproken, maar toch helemaal blij en gelukkig. “Kijk, er zit ook een webcam op zodat we kunnen skypen!” zei ik. Iemand anders grapte: “en zodat we een beetje in de gaten kunnen houden of je wel echt aan het werk bent daar!” Iedereen lachte. Toen kwamen de tranen en de knuffels en de mooie woorden en de bemoedigingen. Wat is het mooi om een vriendengroep te hebben.
Oeps…!
Ineens zei iemand: “Daar komt Arjan aanrijden!” We keken allemaal naar buiten, en inderdaad, die ouwe Opel herkenden we meteen. Niemand van ons had gemerkt dat Arjan er nog niet was, onze goeie vriend. Gewoon vergeten in alle zenuwen. En Arjan had nog wel zo ruimhartig bijgedragen aan de laptop. Iedereen wist meteen dat dit echt niet kon! De speech en het geven van het cadeau zonder dat hij erbij was. Dit was echt gênant en balen. “Overnieuw” riep iemand! “Pak die laptop weer in” zei een ander. Ik liep naar de deur om Arjan even aan de praat te houden terwijl binnen de tranen werden gedroogd en iedereen weer ging zitten alsof er niets aan de hand was. Arjan kwam binnen, gezellig en een beetje teruggetrokken, zoals hij altijd was. “Nu Arjan er ook is wil ik graag wat zeggen” zei ik.
Ik herhaalde verrassend letterlijk mijn woorden over elkaar missen maar ook dat ze eindelijk eens goed Engels zou leren. Er werd gelachen. Toen pakte we de laptop te voorschijn, onze vriendin speelde haar verrassing net zo goed als 10 minuten geleden, en keek opnieuw helemaal blij en gelukkig. “Kijk, er zit ook een webcam op zodat we kunnen skypen!” zei ik. Iemand anders grapte: “en zodat we een beetje in de gaten kunnen houden of je wel echt aan het werk bent daar!” Iedereen lachte. Toen kwamen de tranen en de knuffels en de mooie woorden en de bemoedigingen.
En toen werd het stil. We waren allemaal een beetje verrast dat ons toneelstukje tot in de details klopte en werkte. Arjan had niks door, toch voelde dat niet goed. Juist omdat het zo gênant was had niemand het aangedurfd om halverwege de speech in lachen uit te barsten en de boel te verraden. We begrepen allemaal dat het voor Arjan echt niet leuk was, om vergeten te zijn. En hoe goed onze redenen ook waren, te midden van de spanning, de zenuwen en de emoties, het kan gewoon echt niet dat je een vriend vergeet. En toch vertelde we het hem. Het stil houden leek ons nog erger. Hij had begrip, natuurlijk had hij begrip. Hij vond het niet erg, en toch zagen we dat we hem pijn hadden gedaan. En hoe erg we het ook vonden, we konden het niet ongedaan maken. Ondanks mijn intentie om iets goeds te doen, deed ik iemand pijn.
Fuck things up
Francis Spufford schrijft over ‘The human potential to fuck things up'[1], de menselijke neiging om dingen te verkloten. En dat is zo herkenbaar. Dan heb je zo je best gedaan om het goed te doen, om iemand te bemoedigen, te helpen, te steunen, en dan maak je het toch ineens helemaal kapot. Als kind wilde ik slingers ophangen voor mijn ouders die 12,5 jaar getrouwd waren. Ik verschoof de tafel, de lamp bleef hangen aan de stekker en viel op de grond. Ouders wakker, verrassing weg, lamp kapot. Later zijn het mooie verhalen, maar eerlijk is eerlijk, vaak genoeg maak ik het de ander moeilijk en lastig. Ik heb eigenlijk geen idee hoeveel mensen ik echt beschadigd heb doordat ik onwetend iets ontzettend doms zei. Een bemoediging die aankwam als een belediging, een grap op een moment dat er een bevestiging nodig was, spreken op het moment dat ik had moeten zwijgen. Soms dreunen verkeerd gevallen opmerkingen nog jaren na. En dat terwijl we het helemaal niet verkeerd bedoelden.
Als het over zonden gaat, en daar gaat het nu over, dan is duidelijk dat er veel ellende plaatsvind in de wereld. Oorlogen, genocide, verkrachtingen en misbruik. Geweld en corruptie, agressie en egoïsme. Werken met de ellebogen op het werk, list en bedrog. Maar weet je wat ik het allerergst vind? Juist dat feit dat wij mensen niet alleen als we kwade intenties hebben pijn veroorzaken, maar helaas ook zo vaak als het goed willen doen. Sterker nog, misschien doen we wel meer welwillend verkeerd dan dat we de ander met onze kwade plannen de vernieling in helpen. The road to hell is paved with good intentions….
Naastenliefde
Het is belangrijk om dat toe te geven. Dat als ik het goede wil doen, dat het kwade dan dicht bij mij is. Niet omdat ik zo graag duister en somber wil zijn, en wil klagen over de ellendige staat van de mens. Dan zou zondekennis (want daar hebben we het over) een doel in zichzelf zijn. Nee, de wetenschap dat ik zelf een ‘upfucker’ ben, helpt mij als ik naar anderen kijk. Anderen zijn vaak vervelend, irritant, kortzichtig, lomp, etc. En dan kan ik daar elke keer over gaan zitten mopperen en kniezen en woelen in mijn bed. Dan kan ik wraak gaan plannen of die ander in mijn hoofd weleens een lesje leren, maar dat helpt allemaal niet. Wat wel helpt is om mijzelf in die ander te zien. Net als ik maakt die ander er ook weleens een puinhoop van. En waarschijnlijk ook net zo vaak als ik, met de beste bedoelingen. Ik ben zelf die irritante, lompe, kortzichtige faalhaas. Alleen dan vaak op een andere manier, want we zijn allemaal anders. Zelfkennis is daarom een belangrijk ingrediënt voor naastenliefde. Niet om elkaars fouten goed te praten, maar om milder te worden ten opzichte van de ander. Pas als je jezelf en je eigen faal-potentie kent, kun je de irritaties in die ander ook vergeven. Of om het even helemaal in perspectief te zetten; als de allerhoogste God, die de sterrenstelsels formeerde alsof hij een tentje opzette, als die God, die zelf nooit faalt, van mij houdt en mij wil vergeven, ondanks alles, ligt het dan niet ook voor de hand dat ik een andere mens vergeef?
Als je jezelf eigenlijk wel oké vindt, je eigen ideeën, opmerkingen en daden diep in je hart van een hogere waarde vindt dan die van de ander, dan is er weinig ruimte voor naastenliefde. Dan is het meer zoiets als naasten-tolerantie. Dan vergeef je de ander omdat die nu eenmaal niet zo goed is als jij. Een minderwaardige levensvorm die het nu eenmaal niet beter kan. Maar je naaste staat niet onder je, maar naast je. Je hebt hem lief omdat en ondanks dat hij, net als jij, er met de beste bedoelingen een potje van maakt.
Herscheppen
De mantel der liefde houdt onze fouten uit het zicht en blokkeert daarom onze kans op reflectie. Als we het alleen maar over onze goede kant hebben missen we de kern van het probleem. Dan miskennen we het leed dat we onszelf en elkaar aandoen. Het nieuwe leven begint als we erkennen: ik ben niet in staat om goed van kwaad te onderscheiden. Als mijn beste bedoelingen de slechtste gevolgen kunnen hebben, dan kan ik niet volhouden dat ik het beter weet dan God. Een christen is niet iemand die een beter leven leidt, die hogere waarden nastreeft en moreel de juiste keuzen maakt. Een christen is iemand die buigt voor God en zegt: het spijt me, vergeef me, ik wilde de god van mijn eigen leven zijn, maar ik kan het niet. Geloven in God is vertrouwen op zijn vermogen om goed en kwaad wel te kunnen onderscheiden, vertrouwen op zijn liefde waardoor hij mij wil vergeven, vertrouwen op zijn herscheppende kracht om mij te herstellen. Zondekennis is de sleutel naar liefde en vergeving.
Maar als zondekennis leidt tot een soort koesteren van je eigen ellendige staat, een ach en wee als doel in zichzelf, dan komen we er nergens mee. Wat heb je nu aan zelfkennis als je naar jezelf blijft kijken, en je de ander niet herkent? Wat schieten we op met het omarmen van ons eigen falen als we het niet eens aan God durven geven? Dan is het alsof we tegen God zeggen: ik ben die upfucker, laat me maar, bemoei je maar niet met mij. Dan ben je geen christen, want dan vertrouw je je sores niet aan God toe.
Bedoel het goed
En dan dat nieuwe begin, als je jezelf kent, en de ander begint te herkennen. Het is nog steeds niet zo dat je ineens volle waarheden begint te zingen. Het blijft behelpen. Maar dat moet ons niet stoppen om wel het goede te blijven zoeken. Het mag ons nooit verlammen. Zoek die ander, zoek de eer van God. Stel je voor dat Petrus afgehaakt zou zijn na dat akkefietje met die haan. Of dat Paulus zijn missie op zou hebben gegeven omdat hij christen vervolgd had. Nee, Paulus gaat door. Hij noemt zichzelf de grootste zondaar, maar blijft daar niet bij stilstaan, het drijft hem om andere zondaren te zoeken. Niet om het ze eens even lekker in te peperen, maar om ze bij Jezus te brengen.
———–
Voetnoten:
[1] Francis Spufford, Dit is geen verdediging!, Waarom het christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft, http://www.uitgeverijtenhave.nl/boek/dit-is-geen-verdediging/