Het christelijke antwoord op ál die maatschappelijke discussies
|
We leven in een tijd van verhitte maatschappelijke discussies. Over vluchtelingen, vuurwerk, Zwarte Piet, de islam, de Europese Unie, de Euro, het zorgstelsel, veiligheid, en nog veel meer. Hoewel Zwarte Piet, vuurwerk, de EU en vluchtelingenopvang door totaal verschillende groepen worden geagendeerd, lijken hun beweegredenen opvallend veel op elkaar. Het gaat telkens om een maatschappelijk fenomeen, dat al langere tijd functioneert in de maatschappij. De mensen die direct bij het thema betrokken zijn ervaren dit als positief, maar tegenstanders zien negatieve elementen. In het begin halen de meeste mensen hun schouders op, maar de tegenstanders blijven zich luid verzetten, en meer en meer mensen sluiten zich bij die tegenstanders aan. Zo kan het gebeuren dat deze thema’s door aanhoudend luid protest, minder en minder draagkracht krijgen onder de bevolking. Het kan zomaar gebeuren dat aan vluchtelingenopvang of vuurwerk straks paal en perk gesteld wordt, afhankelijk van welke partijen de verkiezingen winnen.
Hoe is het mogelijk dat zaken die 30 jaar geleden vanzelfsprekend waren, en die door zovelen als positief bestempeld worden, nu door aanhoudende commotie langzamerhand hun bestaansrecht verliezen? Dat heeft denk ik te maken met het groeiende onderbewuste verlangen naar een maakbare samenleving. Door de grenzen te sluiten denken we terroristen en fundamentalisme uit te kunnen bannen, door Zwarte Piet af te schaffen denken we racisme en beledigingen terug te kunnen dringen, door vuurwerk te verbieden denken we vandalisme en zelfdestructief gedrag te kunnen indammen, en door uit de EU te stappen krijgen we ons eigen lot weer in handen. In al die gedachten zit natuurlijk een kern van waarheid. Elk van deze maatregelingen zal een stap zijn in de richting van het door de voorstanders gewenste resultaat. Tegelijk zal elk van deze maatregelen ook negatieve gevolgen hebben. We isoleren onszelf en knijpen de economie af, we frustreren bevolkingsgroepen en scheppen paradoxaal juist meer nationalistische gevoelens, we beëindigen een leuk feest dat tot veel sociale samenhang leidt, mensen die urgent hulp nodig hebben worden in de steek gelaten. De vraag die daarom altijd gesteld moet worden is hoe de negatieve en de positieve effecten zich tot elkaar verhouden.
Maar een tweede tendens doorbreekt deze genuanceerde benadering. Onze drang naar de perfecte samenleving is zo groot geworden, dat we ons enkel nog fixeren op het elimineren van het negatieve. Wat volgt is een volledig surrealistische zwart/wit discussie. De tegenstanders wijzen enkel op de negatieve elementen, zoals terrorisme, stereotypering, gewonden en verwatering van invloed. Voorstanders schieten dan in een reflex waarbij al die negatieve elementen ineens peanuts zijn. Ineens is alle islam-kritiek onzin, stellen de gekwetste gevoelens van zwarte medelanders niks voor, is de EU het beste dat ons ooit is overkomen, en hadden de toeschouwers op oudjaarsdag maar allemaal een veiligheidsbril op moeten zetten.
Ieder mens begrijpt dat complexe maatschappelijke onderwerpen voors en tegens hebben. Niemand zal vooraf durven beweren dat een ethisch debat enkel positief of negatief benaderd kan worden. Maar in een maatschappij waarin een bepaald ideaal van perfectie onbewust wordt nagestreefd heeft daar geen oog voor. Dan is elk smetje voor de ene groep een reden om het geheel te beëindigen, terwijl de andere groep de vingers in de oren doet en keihard al die vlekken ontkent. In feite zeggen beide groepen hetzelfde: dat negatieve zou niet moeten bestaan. Sommigen door het te ontkennen, anderen door het volledig te willen elimineren. Ondanks de grote afkeer die maatschappelijke groepen van elkaar hebben, lijken de extremen heel vaak als druppels water op elkaar.
We kunnen niet meer met ellende omgaan. Het is niet meer mogelijk om te accepteren dat iets wat in zichzelf goed is, toch ook negatieve bijwerkingen kan hebben. We willen net zo lang aan de knoppen kunnen draaien tot alles perfect is. En omdat iedereen andere ideeën heeft over welke knop welke kant op gedraaid moet worden, krijgen we een polariserende, negatieve sfeer waarbij iedereen elkaar wantrouwt. We willen allemaal een betere samenleving, maar denken dat de ander eigenlijk een kwaadaardig plan heeft om alles kapot te maken.
Het is de paradox van onze postmoderne welvaarts-rechtsstaat. In het licht van onze hoge mate van rijkdom, gezondheid en beschaving, valt alles dat niet goed is extra op. Als je op de grond slaapt heb je geen last van het zand tussen je tenen, maar in een prachtig opgemaakte boxspring irriteer je je mateloos aan die paar broodkruimeltjes van je ontbijt-op-bed.
Dus wat doen we: het moet weg! De werkster moet direct het hele bed verschonen. De grenzen moeten dicht, Zwarte Piet en het vuurwerk moeten worden afgeschaft, we moeten uit Europa, we verbieden alle religies, subsidiëren niks meer waar een hoofddoekje bij betrokken is, tolereren geen kritiek meer, we zijn het beu.
Maar zo idyllisch zit de wereld niet in elkaar. Als je met mooi weer op het strand wilt liggen, dan kun je je voeten branden aan het zand. Als je wilt zwemmen met je kinderen, dan loop je het minuscule risico dat er eentje verdrinkt. Als je een feestje viert zal er altijd iemand last hebben van de muziek. Dus wat doe je? Blijf je van het strand weg? Verbieden we alle feestjes? Of accepteren we met elkaar dat het soms niet helemaal gaat zoals wij willen.
In Genesis 3 wordt dit probleem al geschetst. De mens wil als god zijn, en zelf beslissen over wat goed is en wat kwaad is. Maar als God niet beslist wat juist is, dan wordt het elk mens voor zich. Het gevolg van die machtsgreep werkt dan ook averechts. In plaats van dat we god worden, worden we een speelbal van de natuur. Onze vrouwen sterven in het kraambed, mannen werken zich dood op het veld. De sterkeren onderdrukken de zwakkeren. De mens worstelt zich door oorlogen en de pest heen, door onderdrukking en overwerking. Maar door de tijd heen komt er ook meer en meer beschaving. We leren van onze fouten. We onderzoeken de natuur, leren de waarde van hygiëne, gaan elkaars rechten erkennen, leren dat praten beter werkt dan vechten.
Die natuur die ons eerst in zijn greep had, die overwinnen we langzaam. We stellen de democratie in, en regulieren zo zelfs het eeuwige debat over goed en kwaad. We beginnen dat god-zijn steeds meer onder de knie te krijgen. Vrouwenrechten, gynaecologen, arbo-rechten, dierenrechten, steeds meer krijgen we de vloek van onze zondeval onder de knie. We zijn er nog niet, maar er is progressie.
Maar met al die vooruitgang bereiken we ook de werkelijke grens van ons mens-zijn. We zijn namelijk geen god. Hoe hoog we ook opklimmen, we zullen nooit die werkelijke geniale goddelijke rechtvaardigheid van God zelf bereiken. Daar hebben we gewoon de capaciteiten niet voor. De profeet Johannes maakt dat duidelijk door in Openbaring 13 de mens het nummer 666 te geven. 666 is het volledige net niet 7 van God. Hoe dichter we dat 666 naderen, hoe meer en meer we ons bewust worden van dat net niet. En ieder mens heeft oog voor andere kanten van dat onvolledige. Dat is het gevolg van onze menselijke beperktheid, we kunnen niet alles zien. En omdat de ander geen oog heeft voor het onrecht dat wijzelf denken te zien, gaan we die ander steeds meer wantrouwen.
Ook christenen doen daar aan mee. Aan beide kanten van het politieke spectrum vechten christenen voor de maakbaarheid van hun beeld van de perfecte samenleving. Een samenleving zonder moslims, een samenleving waarin we iedereen die op de vlucht is op kunnen vangen, een samenleving zonder armoede, een samenleving zonder zonden. Veel christenen zijn in de greep gekomen van het maakbaarheidsdenken. In plaats van het “Je naaste liefhebben als jezelf” kwam het “De overheid moet mijn naaste dwingen lief te hebben”. In plaats van het “getuig van Jezus Christus in woord, maar vooral in daad” kwam het “leg jouw interpretatie van de wet op aan je buurman” en in plaats van het “God zal oordelen” kwam het “wij veroordelen”. De zwarte kous en de vrijzinnige doen precies hetzelfde. Ze vergoddelijken hun eigen norminterpretatie met een beroep op de Bijbel.
Het Evangelie komt zo op de tocht te staan. Het Evangelie gaat over de mens die zijn hoofd buigt voor God. Hij zegt: Ik ben maar 666, Jezus is 7! Een christen geeft zijn pretenties om goed en kwaad uit elkaar te kunnen houden op, en gaat heel eenvoudig verder met het liefhebben van zijn naasten. Die christenen richten een voedselbank op, of een stichting die vrouwen bijstaat die abortus overwegen. Zij zamelen geld in voor mensen die het moeilijk hebben, of reizen af naar Griekenland om vluchtelingen te helpen. Ze komen op voor mensen die zich vervreemd voelen in hun buurt, en prikken door hun grove praatjes heen. Ze hebben respect voor overheden, niet omdat die zo goed zijn, maar omdat ze zelf niet beter zijn. Dát is het christelijke antwoord op het postmoderne maakbaarheidsideaal. De christen geeft dat maakbaarheidsideaal op, en legt het in de handen van God. Daarmee geeft hij zijn wens op rechtvaardigheid niet op, daar gaat hij persoonlijk mee aan de slag. Niet door politieke eisen te stellen, maar door zich in te zetten met de talenten die hij gekregen heeft. Want zo komt de mensheid echt verder, niet met grote pretenties van ‘ik weet het beter’, maar met een beetje bescheidenheid. Met liefde voor je opponent, die zo anders denkt dan jij, maar vast ook dingen weet die ik niet snap. Geen waarheidsrelativering, maar zelfrelativering.
Wie zichzelf overschat, zal zijn eigen mening overschatten. Het logisch dat je het dan niet kan accepteren dat een ander je tegenspreekt. Zelfoverschatting leidt tot het onderschatten van de goede bedoelingen of relevante ideeën die de ander heeft, en een negatief beeld van de ander, wat het bemoeilijkt om empathie of liefde voor hem hebben. Wie zijn eigen beperktheid niet ziet zal zichzelf overschreeuwen, en met zwart/wit gedachtes proberen zijn wil werkelijkheid te laten worden. Het leidt tot polarisatie en negatieve discussies. Zelfoverschatting is de kern van de zondeval en het einde van de naastenliefde. Buigen voor Christus, en al je pretenties inleveren, dat is het christelijke antwoord.