Het doel van de gemeentezang

koperenslang

Monniken
Toen ik tienerleider was zongen er nog weleens een paar jongens niet mee. Die hadden dan de baard in de keel en een slechte stem en ze konden niet zingen en ze vonden dat het maar beter was dat ze hun mond hielden omdat het anders toch maar geen gehoord zou zijn. Dan vertelde ik hen altijd het volgende verhaal:

Lang, heel lang geleden was er een oud, half vervallen klooster dat nog maar bewoond werd door drie oude monniken. Elke avond kwamen ze bij elkaar in de kapel om te zingen tot de eer van God. Met hun oude, beverige stemmen hieven zij het ene na het andere lied aan en zongen ze vol ontzag en liefde voor hun schepper. Op een dag kwam er een troubadour overnachten in het klooster. ’s Avonds was hij ook aanwezig in de kapel en zong voor de monniken. De kapel vulde zich met zijn prachtige volle stem en de monniken hoorde vol bewondering hoe hij de voor hen zo bekende liederen zong. Ze werden er stil van. De troubadour reisde verder maar de monniken zongen niet meer. Elke avond kwamen ze bij elkaar in de kapel maar geen van  hen durfde meer een lied in te zetten. Door de jaren heen stierf de één na de ander en ze kwamen voor de troon van God. Jezus verwelkomde hen daar en zei: “Ik heb er zo naar uitgekeken om jullie hier te ontmoeten! Elke avond hoorde ik jullie zingen, het was als een reukoffer, zo kostbaar! Maar vertel eens, op een dag stopten jullie met zingen, waarom was dat?” De monniken vertelden over het bezoek van de troubadour en de avond dat hij voor hen zong, over zijn prachtige stem en dat zij zich sindsdien zo onbekwaam en gebrekkig voelden en dat het maar beter was dat zij zwegen. “Maar”, zei Jezus, “op die avond heb ik ook niemand horen zingen!”

Kwaliteit
Aan dat verhaaltje moest ik weer denken toen ik over “hoge kwaliteit” bij de gemeentezang las in De Waarheidsvriend: “Voor gemeentezang zijn de melodieën uit Psalmen voor Nu ongeschikt” schrijft muziektheoreticus/conservatorium docent Patrick van der Linden. “Binnen het geheel van de rituele liturgie zijn riten, handelingen van belang die de liturgie ondersteunen. Het kan toch niet anders zijn dan dat deze handelingen een hoge kwaliteit hebben, het is immers ons offer aan God? Vanuit deze visie vallen opwekking [het gaat over “Psalmen voor Nu”, RMP] en eredienst moeilijk te combineren”. Net zoals Van der Linden vergeleek ik het zingen in de zondagse samenkomsten recent nog met een offer. Toch is er sprake van een verschil, Van der Linden zoekt de kwaliteit van het offer in de muzikale kwaliteit van het gezongen lied terwijl ik dan denk aan de mate waarin het lied uit je hart komt en de beleving waarmee christenen de inhoudelijke woorden zingen. Het is natuurlijk geen verrassing dat een musicus oog heeft voor de perfectie van de muziek, dat is zijn beroep en zijn talent. Gelukkig zijn er ook mensen die oor hebben voor hoogstaande muziek en die God willen eren door kunstige liederen te componeren of uit te voeren. Dan denk je al snel natuurlijk aan Bach die een schat aan de Kerk heeft nagelaten en er nog steeds verantwoordelijk voor is dat ook in 2015 concertzalen volstromen met niet-christenen die het lijdensverhaal van Jezus vol overgave binnendrinken. Persoonlijk kijk ik naar iemand als Neal Morse die kleine kathedraaltjes componeert in een muziekstijl die mij meer aanspreekt: progressieve rock. In zijn muzikale autobiografie “Testimony” vertelt hij hoe hij tot geloof kwam, het album eindigt met “God’s theme”, een instrumentaal stuk dat de uiteindelijk volkomen aanwezigheid van God uitbeeldt in zijn leven. Als je de cd’s daarna van voor af aan opnieuw gaat luisteren dan valt het je op dat God’s Theme al eerder voorkwam, meer op de achtergrond, wat meer verborgen gecomponeerd. God was ook al bij Neal Morse toen hij nog door het nachtleven van Californië zwierf. Muziek geeft op die manier een nieuwe dimensie aan het verhaal en roept daarmee emoties op die je hart met je hersens verbinden. Niks mis dus met muzikale kwaliteit en knappe composities. We hebben mannen als Patrick van der Linden nodig.

Niet doorslaggevend
Maar die kwaliteit van de muziek kan en mag niet het doorslaggevende argument zijn. We zijn in de kerk niet op zoek naar de hoogste kwaliteit, naar de kunstigste compositie of de beste uitvoering. Wij dienen God niet enkel met ons verstand maar juist ook vanuit ons hart. De theorie zou dan weleens kunnen zijn dat de Geneefse melodieën (de melodie van de oude psalmberijmingen) kwalitatief beter aan zouden sluiten bij de beoogde liturgie, maar als deze liederen in de praktijk het hart van steeds minder mensen raken en de woorden zonder herkenning worden gezongen, wat hebben we dan nog aan die hoge kwaliteit? Het lied is als een offer, maar daarbij gaat het niet om het offerlam. Het offerlam moest perfect zijn, een verwijzing naar Jezus Christus die als volmaakt mens toch opgeofferd werd. Het offeren van een lam staat voor de vergeving van de zonden. Daarbij komt de opdracht aan de Joden om aan God geen afdankertje te geven, geen kreupel bokje, maar het mooiste dat ze hadden. In dat geval zou een voorkeur voor het lied met de hoge kwaliteit terecht zijn. Maar het gaat om het reukoffer, het offer dat je niet zozeer veel kost of waardoor je vergeving voor je zonden krijgt, maar een offer waarmee je zintuiglijk je eer aan God wilt bewijzen en de woorden met je hart wilt onderstrepen. Bij het kiezen van de liederen in de kerk heeft dus niet alleen de musicus het voor het zeggen maar ook de tekstschrijver en de pastor. Dan kan het zijn dat de gemeentezang niet altijd even soepel verloopt. Van der Linden schrijft: “De vele verschillende notenwaarden, de ingewikkelde ritmes en de lange rusten maken zichtbaar dat de meest melodieën uit de Psalmen voor Nu zijn gedacht vanuit een geheel andere setting dan de gemeentezang”. De liederen zouden te ingewikkeld zijn voor de gemeentezang. (Dat is overigens een interessant argument als je bedenkt dat Opwekkingsliederen al eerder werden afgewezen omdat ze o.a. muzikaal te simpel en te voorspelbaar zouden zijn). Maar als die Psalmen voor Nu beter aansluiten bij de muzikale cultuur van veel gemeenteleden waardoor het gezang meer harten raakt en de woorden meer resonantie krijgen, is het dan echt zo erg dat er soms een ritme-fout gemaakt wordt of een toonhoogte wordt gemist?

Koperen slang
De werkelijkheid is dat ook Psalmen voor Nu (en vele andere moderne liederen) in de praktijk heel prima gezongen kunnen worden, ook in een traditionele kerkdienst. Wij zongen pas nog een Psalm voor Nu. Mijn zoon van 9 zong hartstochtelijk mee en zei toen het afgelopen was: “Dat vond ik nou een mooi lied!” Dat zegt hij wel vaker als we een lied van Sela, Opwekking of Op Toonhoogte. hebben gezongen. Op club is zijn favoriet “Juicht aarde, juicht alom de Heer!”, Psalm 100 uit de oude berijming maar dan op een nieuwe melodie. Hoe vaak heb ik christenen niet horen pleiten voor het doorgeven van de Psalmen aan de nieuwe generatie. Een hartstochtelijk pleidooi voor het laten voortbestaan van de Bijbelse liederen die ons met Israël verbinden. Je zou verwachten dat nieuwe “Psalmliederen” dan ook met gejuich ontvangen zouden worden. Hoera, de nieuwe generatie zet zich in voor de Psalmen, laten we dit met beide handen aanpakken en deze liederen ook gaan zingen in de zondagse erediensten! Maar helaas blijkt de realiteit anders te zijn, kennelijk wordt er bedoeld dat niet zo zeer de Psalmen maar de oude Psalmberijmingen en de bijbehorende geneefse melodieën moeten worden behouden. De traditionele uitvoering is een doel in zichzelf geworden en om die te behouden wordt elk mogelijke argument uit de kast getrokken.
In 2 Koningen 18 lezen we over Koning Hizkia die de koperen slang stuksloeg. Ooit was die koperen slang een teken van redding voor de Israëlieten, maar nu was de slang zelf het object van aanbidding geworden. Hosea vernietigt hem samen met de gewijde stenen op de offerhoogten. Iets wat ooit een middel in Gods hand was geweest werd nu zelf vereerd, het was een doel in zichzelf geworden. Gaat het met de Geneefse Psalmen dezelfde weg? Gisteravond zat ik in de kerk naast een oudere vrouw, we raakten aan de praat en ik vertelde haar over mijn zoon en dat hij die moderne uitvoering zo mooi vond. Ze was daar blij mee maar vertelde me ook dat zij zelf liever de traditionele melodieën zong. “Gelukkig is er voor iedereen een lied” zei ze. Pas dan voel je je met elkaar verbonden in de kerk, als je er gelukkig van wordt als de ander een lied mag zingen waar hij of zij van geniet, ook al raakt het jezelf minder. Dat is een hele andere manier van liturgie beleven dan het zoeken naar de hoogste kwaliteit of het in stand houden van je eigen muzikale voorkeur, ten koste van alles. Het is zelfs een beetje gênant dat de herders van veel gemeenten meer oog hebben voor hun eigen muzikale smaak dan voor de betrokkenheid van de lammeren waarover ze gesteld zijn, en alle creatieve argumenten zoeken om dit een beetje te kunnen onderbouwen.

Oor voor elkaar
Het is de hoogste tijd dat we ophouden met het vellen van allerlei oordelen over elkaars liederen. Moderne liederen betekenen veel voor veel christenen, wat is het nut om die liederen dan af te gaan kraken? Je mag je zelfs afvragen of je geen grenzen oversteekt als je liederen waarmee God geprezen wordt wegzet als “oppervlakkig” of “te eenzijdig“. Er is altijd een stok om de hond mee te slaan maar meestal blijkt het een balk in ons eigen oog te zijn. In mijn tijd als jeugdleider en jeugdouderling viel het me telkens weer op hoe ruimhartig jongeren zijn. Veel van hen hadden niets met de traditionelere liederen maar gaven in gesprekken altijd aan dat ze die best wilden blijven zingen als ouderen er van genoten. Ze hoopten alleen dat er ook ruimte zou zijn voor hun liederen. Zelf ben ik door de jaren heen wat van die gun-factor kwijt geraakt. Nu als dertiger zou ik persoonlijk het liefst de hele santenkraam van het traditionele lied als een koperen slang kapot slaan. Daar ben ik niet trots op, soms heb ik angstdromen van mijzelf als oude man die nieuwe generaties jongeren dwingt om uit Psalmen voor Nu of Opwekking te zingen.
Misschien zou het goed zijn geweest als de troubadour even zijn mond had gehouden. Als hij even wat minder vervuld van zijn eigen stemgeluid zou zijn geweest en had gevraagd of de monniken eens wilden laten horen hoe zij altijd zongen. Misschien had hij daardoor wel een nieuw lied geleerd of de liefde voor God in hun ogen kunnen zien. Misschien hadden ze dan samen kunnen zingen. Wellicht had hij de monniken een beetje op weg kunnen helpen want er is niets mis mee om ook de muzikale kwaliteit van ons gezang te verbeteren. Oor voor elkaar hebben, luisteren naar elkaars liederen en eerbied hebben voor elk lied waarin God geprezen wordt, dat zou pas een goede traditie zijn!

Reacties