Het leven van mijn oma: ‘de koningin van weinig waarde’

Vandaag zou mijn oma 100 zijn geworden, maar daar heeft ze nooit naar uitgekeken. Twee weken geleden is ze overleden. Vorige week hebben we haar begraven.
Sinds mijn opa stierf in 1991 was de glans van haar leven verdwenen. Zonder zijn liefde en waardering werd haar wereld steeds kleiner.

Ze ging graag naar school, waar ze als linkshandige met de liniaal gedwongen werd om met rechts te schrijven. Haar kaarten en brieven moest mijn moeder daarom voor ons ‘vertalen’. Maar als ik ze nu teruglees is het eigenlijk mooi en goed leesbaar. Verbazingwekkend knap! Ondanks haar liefde voor het leren moest ze op haar 13e aan het werk als dienstmeisje in het gezin van de hoofdmeester. In het interview dat mijn zus eens met haar opnam zei ze daarover: “Ik vond het heel jammer dat toen ik 13 was ik na 7 jaren van school af moest.” Dat betekende elke dag hard werken, tot 19u ’s avonds, maar: “vaak kreeg ik dan precies als ik naar huis mocht een emmer aardappelen in mijn handen geduwd.”

Voor de oorlog kreeg ze ‘kennis’ aan een jongen uit Waddinxveen. Die kwam naar Nieuwerkerk op de dansavonden. Hij nam haar mee naar de kerk. Zelf was ze niet ‘kerks’, maar thuis geloofden ze wel: “Er werd altijd gebeden voor het eten.” Samen met hem deed ze belijdenis.
In de oorlog werd hij te werk gesteld in Duitsland. Hij liet daar een tatoeage op zijn arm zetten: N ♥ M. Ik vond dat maar ontzettend interessant, een opa met een tatoeage. Dat paste helemaal niet bij hem. En als hij hem liet zien werd er altijd meteen bijverteld dat dat “heel dom was geweest van opa”, want “voor hetzelfde geld was hij na de oorlog met een andere vrouw getrouwd, en dan had hij daar gezeten met die ‘M’ op zijn bovenarm.”

Maar opa Nanne kwam terug en trouwde met oma Miena. Ze trokken dankzij de woningnood in bij zijn ouders. Al snel werden er kinderen geboren, en oma leefde onder het toeziend oog van haar schoonmoeder. Een verschrikkelijke tijd voor haar. Haar man werkte hard als houtbewerker op een werkplaats. Gelukkig kregen ze na een paar jaar een woning toegewezen in Waddinxveen. 73 jaar lang zou oma uiteindelijk in die woning blijven wonen.
De kinderen groeiden op. Als ze op school waren pakte oma de werkboekjes die nog thuis lagen, en ging de sommen oplossen. Daar genoot ze van. Wat had ze graag doorgeleerd. “Maar zo ging dat nu eenmaal vroeger.” Ze hielp de kinderen met hun huiswerk terwijl haar man na werktijd thuis bijverdiende met de ‘draaibank’ in de schuur. Door zijn harde werk en haar spaarzaamheid konden ze ’s zomers een weekje op vakantie. Later zouden ze zelfs een vaste caravan hebben op een camping in Maarn. Ik zie opa en oma nog staan zwaaien achter de vangrail naast de camping, als wij over de A12 terug reden naar huis.

Toen opa stierf in 1991 verdween de kleur uit haar leven. Zijn liefde en waardering hadden altijd het beste in haar naar boven gehaald. Waardering die ze nooit gekregen had van het leven waarin ze nooit haar talenten in had kunnen zetten. Misschien kon ze juist daarom zo  streng zijn voor de mensen die haar hielpen, en klagen over wat mis ging. Ze wist de weg, en als wij anders reden dan vertelde ze vriendelijk maar beslist dat dit niet de juiste route was. “Google maps zegt het oma, en die heeft altijd gelijk” probeerde ik dan nog met een knipoog. Maar nee, niks daarvan, dit was niet de snelste weg, “nu zouden we 2 minuten later aankomen”.

Bij de begrafenis van opa, in 1991, liep ik als 12-jarige arm in arm met haar over de begraafplaats. Ik voelde me verantwoordelijk. Nu opa er niet meer was, dacht ik, mocht ik als oudste kleinzoon oma vergezellen. Ze had oog voor haar kleinkinderen, en nam al snel ons allemaal mee naar Gouda. Daar mocht ik een cd uitzoeken. Het werd de Young Amadeus. Met die muziek had oma niet zoveel, maar ze vond het goed. Dat is de mooie kant van op latere leeftijd ‘kerks’ worden, geloven was voor haar nooit in de context van regels en geboden komen staan. Haar geloof werd vooral beleden.  Ze twijfelde nooit of God haar genadig zou zijn, zoals zoveel van haar generatiegenoten in behoudende hervormde kerken. “Geloof en vertrouw je Hemelse Vader en vraag Hem altijd om raad, dan zal het goed gaan met je!” schreef ze in het boekje van mijn zus.

Ik ging graag met mijn opa en oma naar de kerk. Dan zat ik daar tussen hen in, en lette extra goed op. Na afloop vroegen ze me dan waar de preek over ging, en dan deed ik m’n uiterste best. “Je moet later zelf maar dominee worden” zei mijn opa dan. “Dan koop ik de toga voor je.”
Mijn moeder vertelde me hoe opa ooit huilend thuis was gekomen na een kerkdienst. Het was in de tijd dat de NBG-vertaling uitkwam, die absoluut niet goed gevonden werd in hun kerk in Waddinxveen. Toen een gastpredikant op een dag hier uit voorlas stonden meerdere mensen op die de kerk verlaten. Dat vond mijn opa verschrikkelijk. De vertaling vond hij ook niet goed, tenminste, dat nam hij aan van de dominee, maar dat je dan weg zou lopen.. Ik ben trots op mijn huilende opa.

Toen hij er niet meer was stond oma op een dag op de bus te wachten, maar die reed haar straal voorbij. Ze had haar hand op moeten steken, maar dat wist ze niet. “Opa deed dat altijd” vertelde ze. Toch vond ze nieuw geluk in haar nageslacht, dagjes uit met de kleinkinderen, en nachtjes weg met haar dochters. Maar ze werd steeds eenzamer. Kleinkinderen kregen eigen gezinnen en kwamen minder vaak. maar het was ook haar eigen schuld, het liefst was ze thuis. Ze vond het fijn als we kwamen, en vertelde graag over vroeger. Als we onze kinderen meenamen gingen ze op schoot en zong ze met ze van het roodborstje dat op het raam tikte: “Laat me er in, laat me er in.”
Dan vertelde ze dat ze het zo vreemd vond dat al die mensen die van jongs af aan in de kerk zaten de psalmen niet uit hun hoofd konden zingen, maar telkens hun boekje nodig hadden. “Ik kwam pas veel later, maar kende ze binnen een paar jaar allemaal uit mijn hoofd” vertelde ze dan trots.

Vanaf haar 90ste verloor ze haar zin om te leven. “Wordt u vaak bezocht?” vroeg ik nieuwsgierig. Want uit de christelijke media had ik begrepen dat we ouderen vaker moesten bezoeken en hun eenzaamheid op moesten heffen. “Ach ja, ik word heel regelmatig bezocht” antwoordde ze. “De ouderlingen zijn zo trouw, maar het zijn van die jonge mannen, ze zeggen ‘u’ en ‘mevrouw’, en ze luisteren wel, maar er is niemand meer die me Miena noemt.” Op een dag vond mijn vader op youtube een film over het dagelijks leven in haar Nieuwerkerk van de jaren ’50. Samen keken we, oma herkende mensen, de school, de straten. We keken naar het verleden. Ze was de laatste van haar generatie.

Hoewel ze zelf haar leven nooit ‘voltooid’ zou noemen, want dat lag in de handen van haar Hemelse Vader, keek ze uit naar de dood. “Waarom haalt de Heere me niet?” vroeg ze me hardop af. “Van mij hoeft het allemaal niet meer.” Ze bad elke dag voor haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, en noemde ons allemaal bij naam. Maar ook vroeg ze God of ze mocht sterven. Maar ze zou nog jaren ouder worden, en zelfs haar oudste dochter moeten begraven op dezelfde begraafplaats waar haar man al 31 jaar op haar wachtte. “Soms kan ik me zijn gezicht niet eens meer voor me halen” zei ze eens verdrietig.

Haar wereldje werd steeds kleiner. Ze werd steeds lastiger voor haar kinderen, en voor de mensen die haar verpleegden. Altijd ingetogen, maar nooit tevreden. Ze had geleerd dat je geen complimenten moest geven, want “daar worden kinderen alleen maar ‘groos’ van”. De waardering, de liefde en de zorg die ze van haar kinderen kreeg kon ze maar moeilijk beantwoorden. Voor ons, haar kleinkinderen, en zeker haar achterkleinkinderen was ze veel liever. Vlak voor haar dood hield ze de handen van mijn vierjarige nichtje nog vast. De Liturgie voor haar rouwdienst lag al jaren klaar. Vol met prachtige psalmen. “Welzalig hij [zij!], wiens zonden zijn vergeven” en “Waar liefde woont, gebiedt de HEER den zegen”, om af te sluiten met: “God heb ik lief, want die getrouwe Heer hoort mijne stem”. Dat is de psalm die op het graf van haar man staat: “D’ eenvoudigen wil God steeds gadeslaan.”

Het leven heeft oma veel moeite gekost. Van de 99 jaren die ze leefde heeft ze vooral genoten toen ze samen met haar man haar eigen huisje- en een caravan had. Ze heeft geleden onder de beperkingen die de maatschappij aan haar heeft opgelegd, ook al heeft ze zich dat zelf misschien nooit zo gerealiseerd: “Zo ging dat nu eenmaal vroeger.”
Een slimme vrouw die niet door mocht leren, en de schoolboekjes van haar kinderen later zou verslinden. Een leven lang thuis in dienst van haar liefhebbende man. Maar toen ze niemand meer had om voor te zorgen, en zelf verzorgd moest worden, zag ze geen nut meer voor zichzelf om te leven. Ik moet denken aan het lied van Harrie Jekkers over het schaakspel en de ‘koningin van weinig waarde‘. Klein leed laat diepe sporen na.

De tekst voor haar begrafenis heeft ze ook al uitgekozen, uit 1 Johannes: “Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden.” Dat is de tekst die ze kreeg op het afscheid van de zondagschool, waar je ook heen ging als je niet ‘kerks’ was. Een tekst die haar leven heeft bepaald, want dat is precies wat ze antwoordde toen mijn zus haar vroeg: “Wat is volgens u het belangrijkste in het leven?” “Zorg goed voor jezelf en je naaste, en bid God om hulp er voor.”

Op 27 januari stierf mijn oma. Ik ben geen kleinkind meer, de laatste plaats uit mijn jeugd wordt straks gesloten. Ze werd bijna 100, maar keek daar niet naar uit. Nu is ze thuis bij haar Hemelse Vader, waar ze Zijn liefde en waardering krijgt.

Reacties