Het moment waarop Adam Eva begon te overheersen

Fascinerend
Het verhaal van Adam en Eva in Genesis 2 en 3 is fascinerend. Opvallend is de verandering van houding van Adam tegenover Eva. Als God haar heeft gemaakt ziet Adam haar als gelijke, maar aan het eind van hoofdstuk 3 onderwerpt hij haar letterlijk. Wat heeft zich daar voor drama voltrokken?

Terug naar het begin. God maakt de Hof van Eden, en plaatst de mens in de hof om te werken en opzicht uit te voeren. God effectueert Adams gezag direct door alle dieren bij Adam te roepen. Adam krijgt de opdracht om elk dier een naam te geven, en zoals Adam de dieren zal noemen, zo zullen ze genoemd worden. Dat is een teken van het menselijk gezag over de dieren. Door hen een naam te geven onderwerpt Adam de dieren aan zichzelf. Ook in onze tijd is het een eer om ergens een naam aan te mogen geven. De astronoom die een komeet ontdekt, de bioloog die een nieuw dier vindt in de Amazone. Het kind dat een naam mag verzinnen voor het nieuwe huisdier, en als mooiste voorbeeld de nieuwe ouders die hun pasgeboren baby zijn of haar naam geven.

Naam geven
De naamgever overheerst het benoemde. God delegeert dit proces aan de mens, vooraf staat al vast dat God Adams namen over zal nemen. Het is niet zo dat God op een afstandje toekijkt, klaar om in te grijpen als het misgaat: “Nee Adam, slechte naam! Kies iets anders.” De naam die Adam geeft zal staan. Adams gezag is onvoorwaardelijk.

Er is een tweede reden dat God al die dieren bij Adam roept. Hij ziet dat het niet goed is dat de mens alleen is. God maakt de dieren zodat Adam een metgezel kan kiezen. God schept de dieren, Adam geeft hen een naam, en onderwerpt hen zo in de naam van God. God en mens werken samen. God schept, de mens benoemt. Maar de mens vindt zijn metgezel niet. De reden staat er bij: geen van de onderworpen dieren is een ‘tegenover hem’. De dieren staan wel onder hem, maar hij is op zoek naar iemand die naast hem staat, die hem kan helpen, maar die hem ook kan bekritiseren. Iemand die zelfstandig opererend Adam tot hulp kan zijn.

Vanwege die zoektocht vindt het hoogtepunt van de schepping plaats; om Adam zijn metgezel te geven verricht God zijn meest unieke scheppingsdaad. De mens en de dieren schiep God uit de aarde. Nu schept God de metgezel voor de mens uit de mens zelf. God laat Adam in een diepe slaap vallen, en scheurt hem als het ware in tweeën. Het gaat niet slechts over een rib, maar om de hele zijde van Adam [1]. Die ene mens wordt als het ware in twee stukken gescheurd, en zo tot man en vrouw gemaakt.

Naam delen
Adam jubelt het uit als hij de vrouw ziet. Eindelijk iemand die is zoals hij! Ze is zijn wederhelft, uit zijn zijkant voortgekomen, gelijkwaardig, geen ondergeschikte (zoals de dieren) en niet iemand die boven hem staat (zoals God). Vervolgens komt het moment suprême, geeft hij haar een naam, zoals de dieren? Nee! Hij deelt zijn eigen naam met haar. “Deze zal mannin genoemd worden” zegt hij, want ze is uit de man voortgekomen. Ze krijgt zijn eigen naam. Dat ‘mannin’ is een treffende Nederlandse vertaling, en laat heel goed de Hebreeuwse bedoeling zien. In het Hebreeuws is man namelijk ‘ish’ en vrouw ‘ishah’: man en mannin.
Het elementaire woord voor naam (shem), dat de tekst wel gebruikt bij de naamgeving van de dieren, ontbreekt hier. Adam geeft geen naam, hij deelt zijn eigen naam met haar. De dieren geeft Adam wel een ‘shem’, en later zal hij op soortgelijke wijze de vrouw haar ‘shem’ Eva geven.

Samen zijn man en vrouw mens. De één niet zonder de ander. (Maak daar geen norm van, alsof een alleenstaande of een weduwe incompleet zou zijn.) De mens als heerser, over de dieren en de Hof van Eden, is compleet als man en vrouw. Zij is zijn hulp tegenover hem. Niet zijn hulp onder hem, maar iemand met een eigen plaats naast hem, met wie hij samenwerkt.

Dramatische wending
Dan gaat het mis. De mens wil niet meer namens God regeren, maar in plaats van God. Een machtsgreep. Dat heeft grote gevolgen, ook voor de relatie tussen man en vrouw. God grijpt in, zet de mens uit de Hof, bevraagt hen en spreekt hen toe. Hij zet de gevolgen op een rij, die zijn verschrikkelijk. Eén van de meest ingrijpende gevolgen is dat de vrouw voortaan door de man overheerst zal worden: “Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar hij zal over u heersen.” (Gen 3:16)

Terwijl God nog aan het spreken is neemt Adam het heft in handen. Hij geeft de vrouw een naam,Eva (vers 20), en onderwerpt haar daarmee. Terwijl hij eerst uitriep dat de vrouw was zoals hij, Mannin, geeft hij haar nu een naam (shem). De formulering is in het Hebreeuws exact hetzelfde als toen hij de dieren hun naam gaf (2:20). Adam neemt de leiding, en effectueert de vloek van de zondeval. De manier waarop hij de leiding neemt is overigens niet per sé negatief. Hij onderdrukt Eva niet, maar geeft haar de prachtige naam ‘Gever van leven’, wat in lijn is met de belofte die God gaf. De man houdt vast aan de taak die hij van God gekregen heeft, heersen over de schepping. Maar niet meer samen met de vrouw, zoals God het bedoeld had. De zonde is tussen hen in gekomen.

Gods wil?
Is het Gods wil dat Adam nu over Eva heerst? Ondergaat de vrouw een straf van God? Nee, in tegenstelling tot bij de dieren, brengt God de vrouw niet bij Adam om een naam te krijgen. God neemt zich niet voor om de vrouw te noemen zoals Adam haar noemen zal. Adam handelt eigenmachtig. De mens heeft van de boom van kennis van goed en kwaad gegeten. De mens heeft de macht gegrepen, en kijkt niet meer naar God voor morele keuzes. De mens beslist zelf. God doet hier als het ware een stapje terug.
De relatie tussen de vrouw en de slang ontregelt God wel zelf: “Ik zal vijandschap zetten…”. Ook geeft God de vrouw moeite in het kraambed: “Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken”. Maar de relatie tussen man en vrouw wordt ontregeld door de man: “Hij zal over u heersen”.

De naamgeving van Eva door Adam is een kort intermezzo in het spreken en handelen van God. Van vers 14 t/m 19 is God aan het woord, in vers 20 geeft Adam Eva haar naam, vanaf vers 21 t/m 24 is het weer God die spreekt, en de mens uit het paradijs zet. De naamgeving van Eva valt letterlijk middenin de passage die de gevolgen van de zondeval duidelijk maakt. Het is niet zo dat Man en Mannin uiteindelijk samen buiten de Hof van Eden staan, elkaar geschrokken aankijken, waarop Adam in een intiem moment zijn vrouw bij de naam noemt. De naamgeving hoort bij de verstoring van de verhoudingen, de doorbreking van de scheppingsorde, als gevolg van de machtsgreep van de mens. God vervloekt de slang, God vervloekt de aarde omwille van de mens, God zet de mensheid en de slang tegenover elkaar, maar Adam onderwerpt Eva.

Koninkrijk van God
De gevolgen worden duidelijk in de menselijke geschiedenis. Millennia lang zijn vrouwen onderworpen geweest. Vaak was de man liefdevol voor haar, en vulde hij zijn (onrechtmatig) zelf gegeven positie op een verantwoordelijke wijze in. Maar nog vaker misbruikte en verkrachtte hij haar, behandelde hij haar als zijn bezit. Vrouwen hebben nog steeds in de meeste landen minder rechten, mogen soms zelfs niet zonder hun man de straat op. In grote delen van de wereld zijn hun rechten slechts theoretisch.
Als de mens regeert geldt het recht van de sterkste. Het is fascinerend dat het oeroude Genesis zo duidelijk de oorzaak van dit grove schandaal weet te duiden. Middenin een tijd waarin de vrouw weinig waarde had geeft de kerntekst van het Jodendom de man en de mensheid de schuld van het lot van de vrouw. Daarmee gaat de schrijver lijnrecht in tegen de geldende culturele mores. De hoge waardering van de vrouw als mede heerser in de Hof van Eden, is ongekend voor die tijd, en de rest van de menselijke geschiedenis.
Oorspronkelijk was er sprake van gelijkheid, samen één zijn, als hulp tegenover elkaar. En waar Christus heerst zal het zo ook weer zijn. Met vallen en opstaan mogen we werken aan het eerherstel van de vrouw. Als twee zijden van dezelfde mens mogen man en vrouw samen heersen in het Koninkrijk van God. Dan zijn we weer compleet. Dat is niet iets voor de toekomst, dat is nu al!

———-
Voetnoot
[1] John H. Walton, The lost world of Adam and Eve, Genesis 2-3 and the Human Origins Debate, IPV Academic, 2015, p77-79

Reacties