Het ongemak van het liefdesgebod
|Jezus maakt het ons makkelijk: Hij houdt de geboden van God, dan hoeven wij alleen nog maar zijn liefdesgebod te houden. Hij de ellenlange bepalingen uit Leviticus en Deuteronomium, wij alleen de liefde. Hij het koosjer eten, het houden van feestdagen, de reinheidswetten, wij alleen de liefde.
Johannes, de apostel van het liefdesgebod, raakt er niet over uitgepraat. Eerst in zijn Evangelie: “Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf. (..) Dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb.” (Joh 15:10,12), daarna ook in zijn brieven: “En dit gebod hebben wij van Hem, dat wie God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben.” (1 Joh 4:21) en “niet alsof ik u een nieuw gebod schrijf, maar dat wat wij vanaf het begin gehad hebben: laten wij elkaar liefhebben. En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod zoals u vanaf het begin gehoord hebt dat u daarin moet wandelen.” (2 Joh 1:5-6).
Ook bij Paulus en Jakobus komt de liefde terug als het gebod waar wij ons aan moeten houden. Niet als een extra bovenop alle andere bepalingen, van u moet dit en dat en mag zus en zo niet, en ohja, u moet ook nog elkaar liefhebben. Nee, Paulus schrijft dat we elkaar niks anders schuldig zijn dan elkaar lief te hebben omdat we zo de wet vervullen (Rom 13:8). Volgens Jakobus handelen we goed als we de koninklijke wet van de liefde vervullen (Jak 2:8). Het liefdesgebod, dat al in het Oude Testament gegeven wordt, is het begin en het einde van de christelijke levensheiliging. En daar worden wij dus ongemakkelijk van.
“Jamaar dat betekent toch niet dat alles zomaar kan” is een reactie die je vaak krijgt als iemand op het liefdesgebod wijst. Of de liefde wordt dan gepresenteerd als iets vaags waar je in de praktijk niets aan hebt: “Ja, zo kun je alles wel goedpraten”. Dat is enorm schriftkritisch! Nee, het is zelfs christuskritisch! “Jamaar Jezus, u zegt dat wel van de liefde, maar zo kun je alles wel goedpraten!”. “Nou Paulus, wat je daar zegt over de liefde die elk gebod in de wet vervult, daar kan ik niks mee hoor!”. “Nou God, wilt u dan zeggen dat alles zomaar kan, als ik mijn naaste liefheb, wat een onzin!”
De liefde als een soort tegeltje boven de bank waar we in de dagelijkse praktijk niets mee doen. Dan bladeren we liever met onze eigen leesbril door Leviticus en de praktische aanwijzingen van Paulus.
Maar is dat ook zo, kan alles ‘zomaar’ met het liefdesgebod? Kun je met het liefdesgebod ‘alles goedpraten’? Laten we het eens proberen. Collega X is een enorme hork en collega Y lijdt daar al jaren onder. Jij schuift collega X wat fouten in zijn schoenen zodat hij wordt ontslagen. Past dat binnen het liefdesgebod? Ja, er is liefde voor collega Y, maar niet voor collega X. Misschien terecht omdat X het niet verdiend heeft, maar dat is nu juist de christelijke liefde, die is onverdiend. Past het in het liefdesgebod? Nee dus.
Stel je bent ontzettend verliefd op de vrouw van je buurman en samen bedrijven jullie de liefde. Dat is toch wel heel veel liefde, dus dat moet goed zijn? Of nee, want je maakt daarmee het leven van twee gezinnen kapot. Er is wel liefde voor sommigen, maar voor anderen niet. Jullie kinderen, jullie eigen echtgenoten, die worden ook beschermd door het liefdesgebod. Vreemdgaan past dus niet binnen de liefde.
Past een pedofiel die van kinderen houdt en daarom ‘liefdevolle’ seks met hen heeft binnen de liefde? Nee, natuurlijk niet. Hij maakt het leven van die kinderen kapot. Paulus schrijft dat de liefde de naaste geen kwaad doet. Deze pedofiel doet veel kwaad.
Maar als we die pedofiel nu eens met elkaar martelen en vermoorden uit liefde voor misbruikte kinderen, dat is dan zeker wel goed? Nee, opnieuw niet. Want waar is de liefde voor die pedofiel? Uiteraard mag die geen kinderen (meer) misbruiken, en daarom moet er recht gedaan worden, maar wel met mededogen voor zo’n man die ook lijdt onder zijn eigen kapotmakende liefde.
Met het liefdesgebod kan helemaal niet ‘alles worden goedgepraat’. Zo’n houding gaat lijnrecht tegen de Bijbel, tegen Christus en de apostelen in. Je moet wel veel lef hebben om het liefdesgebod te relativeren. Waarom gebeurt het dan toch zo vaak? Meestal komt dat doordat een menselijk gebod door het liefdesgebod op de tocht komt te staan. De liefde komt ons niet zo goed uit omdat die ander zo’n eikel is met extreemrechtse ideeën. Die hoeven we niet lief te hebben, daar kijken we dan liever op neer. Onze klimaatregels zijn dan zo belangrijk dat daar geen liefde voor boeren bijpast, die moeten zich maar aanpassen.
Of onze wetjes over de zondagsrust, hoe de kerkdienst liturgisch in elkaar zit, of dat twee vrouwen niet met elkaar mogen trouwen. Wetjes en regeltjes die kwaad doen zonder dat het iets goeds oplevert. Maar we willen onze eigen identiteitbepalende regels niet toetsen aan het liefdesgebod, dus zeggen we maar: “Daarmee kun je alles wel goedpraten!” of: “maar er staat toch in de Bijbel..”
Maar wat er in de Bijbel staat wordt vaak niet begrepen door een zondige mens. Wij pakken een tekst en leggen die uit zoals wij hem zien of lezen. Maar lezen en begrijpen zijn niet hetzelfde. Dat blijkt uit de farizeeërs en de schriftgeleerden die alles van de Bijbel hadden gelezen en zelfs grotendeels uit hun hoofd kenden, maar toch begrepen ze het niet. zelfs de duivel citeerde de Bijbel toen hij Jezus probeerde te verleiden, maar Jezus begreep wel wat er staat en viel niet.
Als wij zeggen: “Jamaar er staat toch in de Bijbel…” en vervolgens komt er een wet of regel die de naaste kwaad doet, dan hebben we de Bijbel wel gelezen, maar niet begrepen. Want, zegt Paulus: “De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet.” (Rom 13:8)
Jezus vervulde de wet door deze te houden zoals God het bedoelt, en door onder de wet te sterven vanwege zijn liefde voor ons. Zo hield hij het gebod van de Vader. Voor ons is het eenvoudiger gemaakt. We hoeven niet meer als schriftgeleerden en farizeeërs te proberen alle punten en komma’s van de wet te begrijpen, we mogen leven uit liefde voor onze naaste. Want als je je naaste liefhebt als jezelf, dan heb je het begrepen. Naastenliefde is niet zonder grenzen. Als je van je kinderen houdt begrens je hen toch ook? Maar niet op een manier die hen kwaad doet. Elke regel die je geeft geef je om ze te beschermen. Steek de straat niet over, zit niet te lang achter je schermpje, eet genoeg groenten, ga op tijd slapen. Het is niet altijd even leuk, maar heeft wel de liefde tot doel. Je stuurt je kind niet om 6 uur naar bed zodat jij rustig een filmpje op de bank kan kijken.
Als jouw opvattingen en regels je naaste niet in liefde dienen, en je wordt dan met het liefdesgebod geconfronteerd, dan moet je niet zeggen dat dan alles maar kan, maar moet je je eigen opvattingen heroverwegen. De liefde en de wet staan niet tegenover elkaar, alsof je een afweging tussen beiden moet maken. Wet en liefde horen bij elkaar. Als er geen liefde kan worden gevonden in onze regels, dan zijn ze wetteloos. Als je van de regel die je hanteert niet kunt uitleggen wat voor goeds het doet voor de ander, maar alleen kunt zeggen ‘het staat er toch’, dan staat ‘het’ er dus gewoon niet, maar begrijp je de Bijbel verkeerd. (Als je erkent dat je een zondaar bent zal dat je niet verbazen.)
Als we onze eigen wetsinterpretaties boven de liefde stellen zijn we niks anders dan kritisch op Christus. Dat slaat dan terug op ons als een boemerang, want als we niet meer op Christus vertrouwen moeten we al die wetten en regels zelf gaan houden, tot in de punten en komma’s van Deuteronomium. Wetticisme met een beroep op de Bijbel is de ontkenning van Christus. Het bagatelliseren van het liefdesgebod is daar een uiting van. Leven volgens de liefde, zo makkelijk is het uiteindelijk dus toch niet. Je zult eerst moeten sterven aan jezelf en aan al je opvattingen en redeneringen. Het liefhebben van je naaste is extra lastig als die ander een enorme klootzak is. Toch is dat de weg van het geloof, een weg die Christus ons voorging, tot in de dood.
“Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden.” (Joh 15:13)