Hij kent je naam


Jaren geleden maakte ik een wandelingetje tijdens onze vakantie in een kasteeltje in Frankrijk. Een mooi land, vond ik, maar het was jammer dat er Fransen woonden… Mijn hoogzwangere vrouw was diep verdronken in haar boek en ging niet mee. De landelijke omgeving was prachtig, heuvelachtig met kronkelende weggetjes. Ik kende de weg niet, maar dacht: “Als ik telkens rechts aanhoud kom ik vanzelf terug bij het kasteeltje!” Ja, dat was erg dom. Bij ons in de nieuwbouwwijken van Delft werkte dat feilloos, maar in het landelijke Frankrijk verdwaalde ik. Toen het na 3 uur dwalen begon te schemeren raakte ik een beetje in paniek. Moest ik naar het noorden, of het zuiden? Ik had echt geen idee.
Uiteindelijk heb ik een willekeurige auto aangehouden, en de vriendelijke Fransen wisten me na lang zoeken, ik was flink uit de buurt geraakt, terug te brengen bij het kasteeltje. Frankrijk, een mooi land, en gelukkig wonen er Fransen moest ik tot mijn schaamte erkennen.

In de stroom van de polarisatie kun je zomaar vallen voor dezelfde strategie: Dan denk je dat je met ‘altijd rechts’ of ‘altijd links’ thuis kunt komen. Bij elke vraag, bij elk probleem kies je na wat denken voor de bühne afhankelijk van je eigen identiteit voor het meest conservatieve, of het meest progressieve antwoord. Op die manier gaat elke nuance steeds meer verloren.
In de vanuit Amerika geïmporteerde ‘gender-wars’ gebeurt hetzelfde. Een verdrietig voorbeeld is dat steeds meer gelovigen sommige medechristenen niet bij hun naam willen noemen. U kent het zogenaamde dilemma wel, een mens lijdt aan genderdysforie en kiest na een zorgvuldig traject voor een transitie die leidt tot een nieuw biologisch geslacht, waar een nieuwe naam bij past. In de christelijke orthodoxie is er discussie over de vraag of zo’n transitie medisch verantwoord en ethisch juist is.
De eerste vraag is een goede vraag waar medici en psychologen voortdurend over doordenken, maar het is geen vraag waar kerken antwoord op kunnen geven. De tweede vraag is persoonlijk,- want in de Bijbel vinden we, ondanks sommige schijn-zekere claims, geen heldere aanwijzingen. Dat God de mensheid mannelijk en vrouwelijk geschapen heeft staat buiten kijf, maar dat maakt nog niet dat het geslacht van elk mens zwart/wit vaststaat, of dat de biologische kenmerken prioriteit hebben boven het beleefde geslacht. Geen christen leeft na zonsondergang principieel in het donker omdat God de duistere nacht als norm geschapen heeft.
En omdat die vraag zo persoonlijk is kun je alleen maar respect hebben als een christen moet beslissen hoe te leven met het verschil tussen het biologische en beleefde geslacht. Of dat nu gebeurt door het biologische geslacht te accepteren, of toch voor een moeilijke transitie te kiezen. Geen van de keuzen lost alle moeite en lijden op. Daarom is het onze christelijke opdracht om liefde en empathie te hebben voor onze medechristenen die deze last moeten dragen. Wie een oordeel heeft verliest de mens als naaste uit het oog. Dan is de ander enkel nog maar een object dat moet zwichten voor een standpunt. Bovenop de genderdysforie wordt dan ook nog een extra last gelegd, vrijwel altijd door christenen die zelf niet worstelen met deze omstandigheden.

Ook hetero’s en mensen die niet aan genderdysforie lijden hebben recht op ethische opvattingen. Je hoeft geen lhbti’er te zijn om na te mogen denken over hun vragen, en ook als je mening afwijzend is mag je die geven. Elke christen die nadenkt over de manier waarop het leven heilig geleefd wordt is geholpen met gedachten en overwegingen uit verschillende hoeken. Een levend geloof begint bij het elke dag opnieuw zoeken naar Gods wil. De zoektocht is daarbij nog belangrijker dan het weten van het antwoord. Christenen die menen alles te weten over wat goed en fout is zijn vaak een vloek voor hun naasten.
De weigering om een mens bij zijn naam te noemen is daar een pijnlijk voorbeeld van. Want, zo is de redenering, als je een trans-man bij zijn nieuwe naam noemt, dan keur je zijn transitie goed. De beslissing om de naam daarom niet uit te spreken zou een hele worsteling zijn, en volgens sommigen is het daarom een keuze die we moeten respecteren. Maar dat is principieel niet juist. Het niet willen noemen van je medechristen bij zijn naam is een zonde die wij niet mogen aanvaarden, laat staan respecteren. Dat zogenoemde respect is een vorm van wereldgelijkvormigheid waarbij we tegenwoordig elke mening en elk gedrag maar moeten tolereren. Maar er zijn grenzen, in de kerk kunnen we niet alles maar aanvaarden. We kunnen niemand dwingen om een naam te noemen, maar we kunnen wel onze afschuw uitspreken over iemand die zo koppig is.

Principes rondom geslacht en gender hebben de neiging een onderdeel te worden van onze identiteit. Als ze onder vuur liggen lijkt het dan net alsof we zelf worden aangevallen. De strijd die volgt gaat dus over de vraag hoe belangrijk jij zelf bent. Kan ik overeind blijven als mijn waarden en normen, mijn gedachten over goed en kwaad, onder kritiek komen te staan? Voor een christen kan het niet anders zijn dan dat die strijd uiteindelijk verloren wordt, en je moet erkennen dat je eigen mening, je eigen principes, je eigen identiteit moet sterven. Het enige dat telkens opnieuw moet overblijven is dat je identiteit ligt in de opgestane Jezus Christus, Hij is je Heer, jij bent zijn navolger.
Maar sommige behoudende worstelaars sterven niet in de strijd, zij worstelen en komen boven. Hun principes blijken groter te zijn dan hun naastenliefde. De worsteling was ongetwijfeld pijnlijk, maar de uitkomst van de strijd was de overwinning van de zondaar. Daar is geen respect voor mogelijk. Het oordeel was groter dan de genade, maar Jezus zegt dat wij niet moeten oordelen, opdat we niet geoordeeld zullen worden. En als je de naam van je naaste niet uit kunt spreken dan is dat een oordeel. Dan zie je de ander niet meer staan, en weiger je zijn bestaan te erkennen.

Het erkennen van het bestaan van de ander betekent niet dat de ander kan doen en laten wat zij of hij wil. Vragen over de plaats van het biologisch geslacht in publieke ruimten, mogen en moeten gesteld worden. Van een trans-persoon mag ook verwacht worden dat hij respect heeft voor de veiligheid van zijn naasten. Het is aan overheden om daar zorg voor te dragen. De kwestie van trans-personen raakt hen persoonlijk, maar raakt ook de maatschappij. Er zijn geen eenvoudige antwoorden, noch in het behoudende kamp, nog in het progressieve. Als maatschappij worstelen we daarmee. Ook niet-christenen bestrijden elkaar fel en vaak zonder empathie.
Van een christen mogen we allereerst verwachten in zo’n discussie dat hij de minste is, de ander erkent en liefheeft. Maar een christen heeft de gewetensvrijheid van het geloof om een eigen mening te hebben, ook als deze behoudend is, of pijnlijk. Ook dat is de kunst van heilig leven: harmonie en eensgezindheid zoeken met elkaar, niet alleen als we het met elkaar eens zijn, maar juist ook als meningen uiteen gaan. Dit respect begint bij het noemen van de ander bij haar of zijn naam, en haar of hem aan te spreken op de de manier die de ander wenst. Ook als je dat lastig, ingewikkeld, of stom vindt.

Christenen die niet alleen hun mening willen vasthouden, maar de ander ook niet willen erkennen, lijden aan het ‘altijd rechts’ syndroom. Alsof je thuiskomt door voor de zekerheid elke keer de meest behoudende afslag te nemen. Het lijkt een vorm van voor-de-zekerheid-ethiek. Beter een stapje te weinig dan een stapje teveel.
Christenen hebben soms harde harten. Het syncretisme, dat is het importeren van eigen religies in het geloof, klopt altijd aan de deur. Paulus noemt dit in de brief aan de gemeente van Kolosse ‘eigenwillige godsdienst’. Het kenmerk van die menselijke religies is het ‘Pak niet, proef niet en raak niet aan’. “Als je nu nog vliegt kun je geen christen zijn!”, “Als je niet voor een ruim vluchtelingenbeleid bent ben je geen christen”, “Jij mag niet trouwen, jij moet  als christen single blijven”, “Die operatie is niet toegestaan voor iemand die bij Jezus hoort”.
Dan wordt met de mond beleden dat het om Christus gaat, maar in de praktijk wordt de eigen mening gekoppeld aan dat Evangelie. Alsof het anders denken over bepaalde thema’s uiteindelijk de kern van het geloof zou raken. “Het is een hellend vlak!”, wordt er dan vaak beweerd, en op die manier horen belangrijke vragen ineens bij het hart van het Evangelie: “Ik verkondig u de 6-daagse schepping-Christus!”, of de “klimaatneutrale Christus”, de “Regenboog-Christus” en de “Tegen-transities Christus”. God wordt dan een afgod die onze persoonlijke opvattingen verbeeldt. Er is maar één hellend vlak, en dat is het vlak waarop persoonlijke opvattingen worden gekoppeld aan onze geloofsidentiteit.

Elkaar de hand geven en elkaar noemen bij de naam symboliseert dat je als christen samen het Koninkrijk van God wilt delen. Het alternatief is dat je bij de hemelpoort staat, en ziet dat die ander al binnen is en je daarom zelf liever buiten blijft. “Ik doe het uit liefde voor mijn naaste, om haar of hem te behoeden voor zonden!” wordt er dan beweerd. Maar dat is lichtzinnig geklets.
In een pastoraal gesprek kun je bezwaren noemen in de hoop de ander te behoeden voor fouten. Dat is zeker naastenliefde. Maar het niet willen uitspreken van een naam doe je enkel en alleen in een poging om je eigen handen schoon te houden.

Onder de wet van Mozes was een eunuch, een ontmande, blijvend onrein, hij mag zelfs het voorhof van de heidenen bij de tempel niet in. Maar de Heilige Geest leidt Filippus naar de Eunuch uit Ethiopië en doopt hem op zijn belijdenis. Ook als je als christen persoonlijk tegen het ‘snijden van mensen’ bent, wat te respecteren is als opvatting, hoef je de ander niet als blijvend onrein te zien. Als je gelooft dat getrouwden niet gescheiden mogen worden, hoef je als het huwelijk toch strandt niet met een boog om hen heen te lopen. Als je gelooft dat een bepaalde verbintenis niet gemaakt mag worden, hoef je als christen geen afstand te bewaren als de beloften toch uitgesproken zijn en het huwelijk een feit is. Christenen delen brood en wijn niet omdat we alles van elkaar goedkeuren, maar omdat we samen Christus belijden. En in Hem is niemand onrein.

Onze naam is belangrijk, het maakt een persoon van ons. We zijn geen streepjescode, geen opvolgnummer. Onze naam staat geschreven in het boek van het leven. Jezus is de Goede Herder, Hij kent Zijn schapen bij hun naam. Dat betekent dat Hij weet wat er in ons leeft, waar we mee worstelen, waar we onder lijden, wat we onszelf kwalijk nemen. Hij ziet ons, Hij snapt ons. Hij roept ons, en wil ons een nieuwe naam geven! Dat laat ook zien dat onze identiteit uiteindelijk niet ligt in ons beleefde of ons bi0logische geslacht. Ook de naam die je vader of je moeder je gaf is niet je uiteindelijk identiteit. Niet onze opvattingen, ons kerkgenootschap, onze tradities of onze eigenwijzigheden bepalen wie we zijn. Maar de Naam die Christus ons geeft. We mogen bij Jezus komen zoals we zijn, Hij wil ons dan vol en heel maken. Die nieuwe naam symboliseert deze vervolmaking. Onze oude naam symboliseert wie we nu zijn, het is de naam die hoort bij de mens die voor God verschijnt. Een gebroken naam die hoort bij een gebroken mens. Daarom is die naam ook belangrijk. Als we elkaar die naam ontzeggen, ontzeggen we de ander om haar of zijn heil bij Christus te zoeken. In feite zeg je dan: jij mag niet komen zoals je bent. Jij moet komen zoals ik wil dat jij bent. En wie die ander volgens jou is is dan het gevolg van persoonlijke standpunten en meningen. Het koesteren van standpunten en meningen, het is dé postmoderne zonde van de meningen-mens.

Sommige christenen zijn verdwaald in Frankrijk. Elke keer kozen zij ‘rechts’, en nu zijn zij het zicht op thuis verloren. Het principe van de behoudende keuze was belangrijker dan het in het oog houden van het doel. Ze weten niet meer of ze naar voren of naar achteren moet, naar links of naar rechts, herkennen zelfs hun eigen bondgenoten niet meer. Het is te hopen dat ze zo’n verschrikkelijke ‘Fransman’ tegenkomen, zo iemand van wie ze het eigenlijk jammer vinden dat hij thuis is in zijn eigen land, maar die hen onverwachts mee wil nemen en thuis wil brengen. De kans is groot dat dat die trans-man is, die worstelde en verloor, en daarom wel zijn naaste belangrijker vindt dan zijn eigen identiteit: “Stap maar in de auto, dan zoeken we samen de Weg, de Waarheid en het Leven!”

Reacties