Kerkelijk perfectionisme
|Samenleesbijbel
Ds. A.J. Post schreef recent een blog over de Samenleesbijbel. De Samenleesbijbel is een recente uitgave van de Bijbel in Gewone Taal en geeft allerlei verwerkingsvormen om met elkaar mee aan de slag te gaan en zo de Bijbel beter te begrijpen. Ds. Post geeft twee voorbeelden van kritiek die hij heeft op passages van de Samenleesbijbel; hij vindt dat de godheid van Christus onderbelicht blijft in een passage waarbij de titels van Jezus worden besproken, en hij ontdekt ‘goedkope vergeving’ in een voorbeeldgebed bij het verhaal van de overspelige vrouw. Vooral bij het tweede voorbeeld ben ik het helemaal eens met ds. Post maar ook in het eerste voorbeeld herken ik een deel van zijn bezwaar. Maar Post gaat verder en concludeert: “Hoewel er een schat aan informatie en aan verwerkingsopdrachten in de Samen Lees Bijbel staat, en ondanks dat we slechts twee fragmenten hebben besproken, durf ik de Samen Lees Bijbel niet aan te bevelen aan anderen”. Daar sta ik van te kijken, toen ik de Samenleesbijbel onder ogen kreeg verwachtte ik al niet dat het een perfecte of op z’n minst volledig betrouwbare weergave van de waarheid zou geven. Elke Bijbelvertaling is mensenwerk en zodra we daar ook nog eens interpretaties, verwerkingsvormen en kadertjes aan toe gaan voegen dan lijkt het me niet meer dan logisch dat er steeds meer scheef gaat. Zelf ben ik altijd meer bang met de ‘onvolkomenheden’ die ik mis dan met de problemen die ik denk te ontdekken. Als wij bij de menselijke titels van Jezus komen dan geeft dat ons als vader en moeder een mooie kans om uit te leggen dat Jezus inderdaad volledig mens was, maar ook volledig God. Kortom, het houdt ons scherp. En ik hoop van harte dat wij altijd scherp blijven in onze gesprekken met onze kinderen, niet alleen als we de Samenleesbijbel gebruiken maar ook bij boekjes en kinderbijbels die op het eerste gezicht meer aan lijken te sluiten bij wat we zondag in de kerk horen. De Samenleesbijbel is niet perfect, juist daarom is hij zo bruikbaar voor ons!
Huichelhuwelijk
Op de website van Refoweb kunnen bezoekers vragen stellen die worden beantwoord door ‘experts’, vaak dominees uit de gereformeerde hoek. Een recente vraag kwam van een vrouw die twee maanden voor haar huwelijksdag van haar vriend hoorde dat hij in een vorige relatie seks gehad heeft. De vragensteller en haar vriend waren 4 jaar samen en hadden in die 4 jaar geen seks en het feit dat hij nu duidelijk maakte dat hij vroeger wel een seksuele relatie had gehad zorgde voor wantrouwen bij haar. Hij had spijt betuigd maar het gevoel bleef knagen. Ze schreef: “God vraagt immers dat we rein het huwelijk in gaan, dus wat dat betreft al een slechte start. Ik ben bang dat als we straks in de kerk staan en het formulier aanhoren, ik ons twee grote huichelaars voel.” De expert/dominee gaf een reactie die m.i. gedeeltelijk terecht was: dit vertrouwensprobleem moet opgelost worden voor je het huwelijk instapt, je kunt niet trouwen als je elkaar niet vertrouwt. Daarnaast adviseerde hij om geestelijke hulp te zoeken, bv. bij een dominee, in zijn bijzijn schuldbelijdenis te doen en te bidden, want: “Als je zover niet gaat, garandeer ik je dat deze kwestie altijd in je huwelijk mee zal blijven spelen. In feite leg je daarmee een tijdbom onder je huwelijk.”
Ik vind het opmerkelijk dat de vragensteller denkt dat er überhaupt een manier is om ‘rein het huwelijk in te gaan’ (en dat God dat vraagt). Ze is op zoek naar een manier om zichzelf ‘geen huichelaar’ te voelen, en de dominee ‘garandeert’ dat als het probleem niet op de juiste manier opgelost wordt er huwelijkse problemen zullen ontstaan. Ik ben geen zwartgallige pessimist maar geloof niet dat er zoiets is als een ‘volkomen rein huwelijk’ of een huwelijk dat geen problemen kent. Alles in het leven is onvolmaakt, ook je huwelijk. En een christen zal in zijn of haar huwelijk een manier moeten vinden om elkaar te kunnen vertrouwen in die onvolmaaktheid. De werkelijkheid is waarschijnlijk dat buiten onze kerken niemand wantrouwig zou worden als zijn of haar partner in een vorige(!) relatie seks gehad heeft. Het wantrouwen van de vraagsteller is daarmee dus een direct gevolg van de sfeer die in onze kerken is gaan hangen rondom een ‘rein huwelijk’. Ik voel daar overigens veel voor, voor monogamie en het hebben van één seksuele partner maar we moeten dit niet gaan idealiseren. We moeten geen hypotheek gaan leggen op relaties die anders gelopen zijn of niet helemaal via ons vermeende ideale kerkelijke weggetje zijn ontstaan.
Onfeilbare kerk
Er zit iets dubbels in het geloven van onze orthodox-christelijke kerken. Kerkelijke gemeenten die een gereformeerd belijden aanhangen erkennen ondubbelzinnig dat ‘iedereen in zonden gevallen is en niet in staat is tot enig goed’ enerzijds maar lijken aan de andere kant wel perfectie te zien in het kerkelijk belijden of de Bijbelse opvattingen die wij hebben. Hoe is dat met elkaar te rijmen? Waren de reformatoren en de schrijvers van de belijdenisformulieren dan perfect? Of is ook de belijdenis, de Bijbelvertaling, de zondagse preek en elke kerkelijke opvatting mensenwerk? De zoektocht naar imperfecties lijkt te radicaliseren en daarmee komt direct een idealisering van de geschiedenis van de kerk. Iedereen die lid is van een kerk in de gereformeerde hoek weet hoe moeilijk het is om een nieuw lied, nieuw instrument, nieuwe ver/hertaling of nieuw liturgisch element in te brengen. Je moet stevig in je schoenen staan en veel geduld hebben om aan te tonen dat vernieuwing mogelijk is. Anderzijds is kritiek op dat wat er is nog veel moeilijker. Hoe lang is het geleden dat we de geloofsbelijdenis, de catechismus of de Bijbelvertaling hebben kunnen wijzigen? Hertalen is het nieuwe vernieuwen geworden. Een hertaalde Statenvertaling, hertaalde formulieren en binnenkort zal er wel een hertaling van de Psalmberijming van 1773 volgen. En die hertaling leidt dan gegarandeerd tot splijtzwammen, gemeenten die de hertaling niet accepteren en bij het oude blijven.
Soms lijkt het wel of de huidige standpunten of middelen van de kerk onbesproken correct zijn en dat al het nieuwe door een zware ballotage moet. Maar waar komt die gedachte dan vandaan dat alles wat wij hebben klopt en dus ons uitgangspunt moet zijn? De nadere reformatoren zeiden dat de kerk gereformeerd is omdat zij gereformeerd moet worden! Gereformeerd zijn is dus niet achteruit leunen maar telkens opnieuw het wiel uitvinden. Ironisch gezien is het opwerpen van blokkades voor vernieuwing dus per definitie niet gereformeerd. Het idealiseren en verabsoluteren van de kerkelijke uitspraken van het verleden kennen we juist uit de Rooms Katholieke Kerk waar de traditie qua gezag gelijk gesteld waren (en nog steeds zijn!) aan de Bijbel. Dat is één van de grootste breukpunten geweest van de kerk van de reformatie. Hoe traditioneler een kerk is, hoe roomser dus, en hoe meer ze reformeert hoe gereformeerder zij is. Wie had dat gedacht?
Het rafelige verleden
Ik heb het meegemaakt in kerkenraadsvergaderingen dat het verleden werd geïdealiseerd zonder dat er kennis was van dat verleden. De 2e feestdagen bijvoorbeeld (2e paasdag, 2e kerstdag, etc.) zijn aan de kerk opgedrongen door de overheid. De overheid wilde een extra vrije dag geven aan ‘het volk’ omdat Pasen en Pinksteren op een zondag vielen maar de overheid wilde liever niet dat het volk op die dagen nutteloos zou doorbrengen dus werd de kerk gevraagd om diensten te organiseren(1). De kerk weigerde dit eerst pertinent. Er was volgens de kerk namelijk niet zoiets als een 2e opstandingsdag of een 2e geboortedag. Daarbij stond ze in de lijn van Calvijn die sowieso niet in christelijke feestdagen geloofde en als 25 december op een zondag viel expres niet uit het kerstevangelie preekte. Er was voor Calvijn 1 feestdag: de opstandingsdag van Christus op elke zondag. De kerk weigerde dus maar de overheid bleef aandringen waardoor er pas jaren later toch kerkdiensten georganiseerd werden op de 2e feestdagen. (En pas sinds de jaren ’50 op Goede Vrijdag). Bizar dat er nu kerkenraden zijn die kostte wat het kost vast willen houden aan diezelfde 2e feestdagen omdat die zo’n mooie gereformeerde geschiedenis hebben en we niet zomaar kunnen breken met de ‘schatten van het verleden'(2).
Het ander voorbeeld betreft de beroemde en beruchte ‘3e vraag’ die aan belijdenis catechisanten wordt gesteld in de PKN; of ze bereid zijn zich te stellen onder de tucht en het gezag van de Nederlands Hervormde Kerk (of nu de PKN). Een zeer ongereformeerde vraag! De reformatoren waren wars van elke verwijzing naar een kerkgenootschap als het om belijden ging. Er is één wereldwijde Kerk van Christus en daar gaat elke christen toe behoren. Maar in de jaren ’50 kwam er een discussie op gang i.v.m. een nieuw uit te geven dienstenboek in de NHK. Het boek bleef altijd in concept omdat er nooit consensus over kwam. Vooral in de hervormd-gereformeerde hoek van de kerk leidde dat tot verschillende opvattingen. Een deel van deze ‘GB gemeenten’ ging toch de nieuwe vragen gebruiken (inclusief het noemen van de NHK) en de andere helft bleef de klassiek gereformeerde vragen gebruiken. (Het verschil tussen de formulieren met ‘3 vragen’ en die met ‘4 vragen’). Bij de komst van de PKN werd het formulier van de jaren ’50 alsnog officieel gemaakt en is nu als dusdanig officieel opgenomen in het dienstboek van de kerk(3). Dat is opmerkelijk omdat juist in de afgelopen jaren meer en meer jongeren problemen hebben gekregen met het committeren aan één kerkgenootschap als zij belijdenis doen. Ze willen graag Christus belijden, maar zich niet binden aan de PKN. Maar kerkenraden gruwen van dit individualisme en het postmodern kerkshoppen dat totaal niet in lijn zou zijn met de prachtige gereformeerde traditie. Het is toch eigenlijk ironisch dat het juist de jongeren zijn die gereformeerd zijn en niet de kerkenraden en predikanten(4). En zo zijn er nog vele en vele voorbeelden te geven.
De kerk is feilbaar
Zo zie je maar hoe feilbaar de kerk is! En zo zie je maar dat je het verleden niet kunt idealiseren. Vaak denk je dat iets ons schat uit het verleden is terwijl het eigenlijk gewoon een onvolkomenheid is die erin geslopen is. (en op die manier natuurlijk weer een prachtige rol kan spelen!) De kerk is mensenwerk en het is prachtig dat onze kerken in al dat falen toch zoveel goeds kunnen doen. Of zoals het in 2 Korinthe 4:7 staat: “Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons”. Alles is feilbaar en gebrekkig, het is goed om kritisch te zijn op z’n tijd en natuurlijk is niet alles goed maar wij zijn in de gereformeerde hoek van de Kerk overijverig geworden in onze kritiek, zijn op elke slak zout gaan leggen en maken van een terecht aandachtspunt een halszaak. Daarmee tonen we aan een grote overwaardering te hebben van onze eigen geschriften en tradities, die maar hertaald blijven worden en als laatste gezag worden aangedragen. Niets is perfect of volledig. de Statenvertaling niet (de NBG vertaling, de NBV, de HSV, Het Boek en ook de Bijbel in Gewone Taal ook niet) de Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels niet. De Psalmberijming van 1773 (en die van 1973) niet. De formulieren, de dominees en de kerkenraden niet. De preken en de liturgie, de gebeden en de collectes niet. Onze opvattingen en interpretaties, onze huwelijken en onze opvoedmethoden niet, niets is perfect. Hoera, want ondanks dat wil God dit alles tot zegen laten zijn! Dat geeft ons ontspanning bij het lezen van een vertaling of uitvoeren van een verwerkingsvorm. De druk gaat er vanaf, onze wens om perfect te zijn wordt dan gerelativeerd. Dan kunnen we eens wat nadrukkelijker aan het reformeren slaan. Wij gaan verder met die Samenleesbijbel en die vragensteller mag zich voorbereiden op haar huwelijk zonder zich een huichelaar te voelen. Laten we het vergrootglas eens uit onze handen wegleggen (of tenminste erkennen dat wij er niet echt goed mee om kunnen gaan). God schenkt de kostbare wijn van het Evangelie juist in aarden vaten. De vraag is of je zo’n aarden vat wilt zijn en of je er erg veel zin in hebt om die aarden vaten te gebruiken.
———–
Voetnoten
(1) H. Bouwman, De kerkelijke feestdagen, 1934: “Ook in de Nederlanden hebben de kerkelijke leiders aanvankelijk getracht al de feestdagen af te schaffen. De synode van 1574 bepaalde, dat men „met den Sondach alleen te vreden sijn sal”, en dat men op den Zondag vóór den Kerstdag over de geboorte van Christus zal handelen, maar zij liet toe, dat de dienaren op den Paasch- en Pinksterdag de geschiedenis der opstanding en der zending des H. Geestes zouden prediken. Maar omdat sommige andere feestdagen op autoriteit der overheid werden onderhouden, stond de synode van 1578 toe, dat op de tweede feestdagen, evenals op den Nieuwjaarsdag en den Hemelvaartsdag, gepredikt werd, om lediggang en losbandigheid te voorkomen. Maar de kerken zouden trachten, de feestdagen behalve „den Christdagh” zooveel mogelijk af te schaffen” http://www.kerkrecht.nl/node/2734
K. de Gier, De christelijke feestdagen, 1989: “Wat betreft Pasen en Pinksteren moest het Woord alleen bediend worden op de eerste feestdag, op de zondag, en niet op de tweede feestdagen. Dat men langzamerhand er toch toe overging om de christelijke feestdagen te onderhouden, was een gevolg van de eis van de overheid. (..) Het gevolg was dat het volk zonder kerkdiensten die dagen in lediggang en losbandigheid doorbracht. Om dat te voorkomen beval de overheid dat er kerkdiensten moesten worden gehouden om dit kwaad te voorkomen.” http://www.kerkrecht.nl/node/1807
(2) N.B. ik stel dus niet dat de 2e feestdagen per sé afgeschaft moeten worden maar enkel dat je ze niet in stand kunt houden met het argument van het ‘schat van de traditie van de kerk’ of een geïdealiseerde geschiedenis.
(3) L.J. Geluk, http://www.ecclesianet.nl/de+derde+vraag
Zie ook A.A. van Ruler, Handelingen van de generale synode: “Welbewust is [nl. in het oorspronkelijk ontwerp, LJG] de Hervormde Kerk niet genoemd, omdat ze in het opzicht van de Kerk reeds is bedoeld; dat kan alleen in een bepaalde kerkgemeenschap worden uitgeoefend. De Nederlandse Hervormde Kerk weigert alleen maar Nederlandse Hervormde Kerk te zijn. Ze wil katholiek zijn. Dit raakt het wezen van de Kerk en van de openbare belijdenis des geloofs. Evenmin als men in de Nederlandse Hervormde Kerk gedoopt wordt, doet men belijdenis in de Nederlandse Hervormde Kerk.”, geciteerd door L.J. Geluk op http://www.ecclesianet.nl/?page=17679418
(4) N.B. ik stel hier dus niet dat de 3e vraag per sé moet worden afgeschaft of aangepast, maar wil enkel aantonen dat een beroep op een rijke gereformeerde traditie of een idee van een lange geschiedenis van belijden niet op haar plaats is.