Objectieve én subjectieve liefde

Liefde: God boven alles, je naaste als jezelfMet het liefdesgebod vraagt Jezus iets merkwaardigs van ons. Als hem gevraagd wordt wat het grote gebod, geeft hij niet één, maar twee geboden (Mattheus 22:34-40). Het eerste noemt hij het grote gebod, maar het gebod dat hij het tweede gebod noemt, is daaraan gelijk. Twee grote geboden dus, een soort twee-eenheid.
Omdat deze twee geboden compleet los van elkaar gegeven worden in het Oude Testament (Deut 6:5 en Lev 19:18), is het veelzeggend dat Jezus ze samenvoegt. We kunnen God niet liefhebben als we onze naasten geen liefde geven, en andersom komt de liefde die we voor elkaar hebben bij God vandaan. Het ene gebod kan niet zonder het ander.
Johannes bevestigt dat in zijn eerste brief: “Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God.” en “Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar.

Als we oppervlakkig lezen lijkt het dat beide geboden op hetzelfde neerkomen. Je moet van God houden en van je naaste. Maar ze zijn diametraal verschillend geformuleerd. Het grote gebod is alomvattend, je moet God liefhebben met heel je denken, je voelen en je wezen. Of je nu emotioneel, verstandelijk of gevoelsmatig bezig bent, God komt op de eerste plaats. Het raakt ons verstand: we weten en erkennen dat zijn wil tot het beste voor ons leidt. Het raakt ons gevoel; geloof in God is niet strict juridisch maar ook persoonlijk. Het raakt onze ziel en ons wezen; we knielen voor Gods grootheid neer. Het eerste gebod is daarmee objectief. Gods wil gaat boven onze eigen wil, ons eigen voelen, zijn en denken.

Het tweede gebod is juist subjectief. We moeten onze naaste liefhebben als onszelf. Dat is bijzonder, we zijn zelf maatgevend! Er is geen algemeen voor iedereen geldende objectieve norm waar onze naastenliefde aan moet voldoen. Jij hebt je naaste lief zoals jij jezelf liefhebt, en ik hou van mijn naaste zoals ik van mijzelf houd. En omdat ik op een andere manier van mijzelf houd dan jij van jouzelf, pakt het gebod van de naastenliefde in de praktijk voor ons beiden verschillend uit. Dat is verrassend praktisch en pastoraal. Als je moeite hebt met zelfaanvaarding verwacht Jezus niet dat je in die donkere periode van je leven ook nog eens veel energie in je naaste stopt. Bovendien kan de gemeente op die manier haar liefde op diverse wijzen uitoefenen. Voor de een gaat de liefde via complimenten en vriendelijke woorden, voor de ander door praktisch te helpen. Een derde geeft juist liefde door kritisch te zijn. De subjectieve naastenliefde helpt ons om elkaar een hand en een voet te zijn.

Dezer subjectiviteit geeft een bijzondere blik op het normerende kerkelijk beleid. Je kunt anders omgaan met een arme vader die een brood steelt om zijn kinderen te voeden, dan met een rijke bankier die zijn klanten oplicht. Met de subjectiviteit van het tweede grote gebod kunnen kerken maatwerk leveren. Dat maakt het ook moeilijker. Eenvoudiger is een lijst met do’s en don’ts van Jezus, en vaak proberen we van de Bijbel zo’n lijst te maken. “Doet dit en gij zult leven”, vat Paulus zo’n geloof kritisch samen. Dat kan namelijk zonder oog te hebben voor onze naaste, en het gaat voorbij aan wie we zelf zijn.
Maar het is menselijk gezien onmogelijk om te begrijpen wat God werkelijk van ons wil. Zelfs toen hij zijn wil aan ons bekend maakte in zijn goede wet, maakten wij er een potje van, interpreteerde het verkeerd, en gingen er juist tegenin. “En het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek voor mij de dood te betekenen. Want de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en mij misleid en daardoor gedood“, schrijft Paulus. Wij zijn te zondig voor objectieve wetten.

Daarom is de twee-eenheid van het grote gebod zo bijzonder. Ze koppelt de objectieve liefde voor God aan de subjectieve liefde voor onze naasten. Sommige christenen verliezen dat objectieve uit het oog. Met verve hebben zij hun naasten lief, maar het zicht op God en zijn zoon Jezus Christus raakt uit beeld. Andere christenen zijn meer bezig met het eerste gebod. De liefde voor God gaat soms zelfs ten koste van de naaste. De wil om God objectief te dienen resulteert in de wil om objectieve normen aan anderen op te leggen. De liefde voor de naaste wordt wel beleden, maar in de praktijk zucht die naaste vaak onder de last die hij opgelegd krijgt.
Maar de liefde voor God gaat niet zonder de liefde voor de naaste. Het geloof dat God objectief boven alles gaat, dat hij Heer is, leidt juist tot de subjectiviteit om in de ander onszelf te zien. Die objectieve God werd een menselijk subject, en zijn liefde voor ons mensen was groter dan zijn liefde voor zichzelf. God had zichzelf het minste lief, en ons het meest. Hij gaf ons meer dan hij van ons vraagt. God had zijn naasten meer lief dan zichzelf. Zo lief had hij de wereld.

 

Reacties