Onbelangrijk blogje: Pas je taal aan!
|Onbelangrijk
Dit is mijn onbelangrijkste blogje. Ooit. Al sinds ik begon met schrijven dwaalt dit thema door mijn achterhoofd. Telkens schuif ik het aan de kant, te onbelangrijk. En zo is het ook. Maar vandaag komt het er dan toch uit. Daar is zelfs een reden voor.
Eén van de thema’s waar ik het liefste over schrijf is namelijk de christelijke accommodatie. Christenen moeten zich (voor zover mogelijk) aanpassen aan de cultuur waarin ze leven. Zoals God mens met de mensen werd, moet een Nederlandse christen Nederlander met de Nederlanders worden. Dat geldt dus ook voor onze taal. Met de tale Kanaäns vervreemden we onszelf alleen maar van de wereld om ons heen.
Als auteur en blogger loop je daar tegenaan zodra je over God gaat schrijven. Wanneer gebruik je een hoofdletter, hoeveel e’s gebruik je bij het woord Heer? Hoe spreek je ‘Christus’ uit? Het is allemaal erg onbelangrijk, maar je moet toch een keuze maken. Zeker als je van jongst af aan alleen maar teksten las waar telkens voor de hoofdletter, de extra E en de ‘g’ gekozen werd. In dit blog wil ik mijn keuzes uitleggen, dan heb ik het van me afgeschreven, en kan ik er naar verwijzen als dat nodig is. Een totaal onbelangrijk verhaal dus. Een vorm van zelf-therapie. Ik zou het niet lezen als ik jou was. (Hoewel het natuurlijk wel heel leuk is!)
Heer
Ik heb gekozen om ‘Heer’ te schrijven zoals het hier staat. De belangrijkste reden is dat het op deze manier de gewone, gebruikelijke Nederlandse spelling is. Ik sluit me dus aan bij het groene boekje. Volgens Vandale.nl is een heer een aanzienlijk persoon, een meester, een gebieder. Dat is het woord dat we op het oog hebben als je Jezus onze Heer noemen. Het is daarom een redelijk goede vertaling van het Hebreeuwse Adonai (dat de Joden uitspreken in plaats van de godsnaam), en het Griekse Kurios. De heer zoals wij die kennen uit het middeleeuwse feodale systeem is niet helemaal hetzelfde als die kurios van de Grieken. De Griekse meester bezat zijn zijn slaven letterlijk, terwijl de heer enkel het land bezat dat zijn onderdanen in leen hadden. Toch laat het woord de sterke band zien tussen God, Jezus en zijn volgelingen. We zijn van hem, we verwachten het van hem, hij is onze Heer!
Door Jezus Heere of Here te noemen, haal je het woord uit de taal weg, en maak je een nieuw woord. Door dat te doen schep je meteen allemaal discussies, want nu beslist de taalunie niet meer hoe je het schrijft, maar elke theoloog en elke christen zelf. Dat gaat lijnrecht in tegen de schrijvers van het Nieuwe Testament, die er juist voor kozen om een door en door bekend Grieks woord te kiezen om Jezus mee aan te duiden. Bovendien loop je erdoor het risico dat ‘heer’ gezien gaat worden als een eigennaam, en dat is het niet, het is een titel.
Ik Ben
God openbaart zichzelf aan Mozes met de naam JHWH, wat een variatie/vorm is van het Hebreeuwse woord voor ‘zijn’. Het betekent zoiets als ‘zijnde’, ‘hij die is’, en vanuit de manier waarop God zich laat kennen in de Bijbel weten we dat het ook begrepen mag worden als ‘Ik ben’ en ‘Ik ben erbij’. Op die manier vertelt God de Israëlieten in Egypte dat hij hen niet alleen ziet in hun ellende, maar ook bij hen is en hen niet in de steek gelaten heeft. Deze naam sluit ook aan bij de naam die Jezus krijgt, Immanuël, God met ons. In Jezus Christus wordt God helemaal wie hij werkelijk is, hij is erbij. Hij wordt mens met de mensen. Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond. Hij is met ons, tot het einde van de tijd.
Omdat de Tien Geboden het nutteloos gebruik van Gods naam verbieden, en uit respect voor God, zijn de Joden de godsnaam helemaal niet meer gaan uitspreken. Dat is heel erg jammer, want zo is zelfs de werkelijke klank van zijn naam verloren gegaan. Het is ook niet nodig om zo voorzichtig te zijn, het draait de werkelijke betekenis van Gods naam om en schept het afstand. In plaats van ‘ik ben erbij’ wordt het een ‘gebruik mijn naam maar niet’. Tegelijk is het treffend dat de Joden God dus niet overal ‘erbij’ willen halen, en hem voor hun karretje willen spannen.
In de Statenvertaling wordt de godsnaam weergegeven met ‘HEERE’, allemaal hoofdletters. Daarmee wordt het duidelijk wanneer er in het Hebreeuws JHWH, en wanneer er Adonai staat. Op zich is de 3e ‘e’ meteen een mooie oplossing om het woord los te trekken van de ‘leenheer’ betekenis. Toch denk ik niet dat dat zo ervaren wordt. Als we uit de (Herziene) Statenvertaling lezen blijft toch het ‘heer’ hangen, en verdwijnt de ‘Ik ben’ betekenis uit het beeld.
Ik heb er voor gekozen om Gods naam af en toe wel uit te schrijven, juist omdat de naam zo grenzeloos mooi is, en laat zien wie hij is. Tegelijk wil ik daar heel voorzichtig in te zijn. Wel vind ik het jammer dat ook de Nieuwe Bijbelvertaling nog steeds ervoor gekozen heeft om elke keer ‘Heer’ te schrijven als Gods naam genoemd wordt. Waarom niet ten minste ‘Ik Ben’ of ‘IK BEN’. Als iets geen ijdel of respectloos gebruik van Gods naam is, dan is het wel in de Bijbel.
Hoofdletters
Het hoofdlettergebruik is wel het aller-onbelangrijkste deel van dit onderwerp, en tegelijk is het ook het lastigst. Ook hier kies ik ervoor om gewoon de taal te volgen. Het begin van de zin, en eigennamen krijgen van mij een hoofdletter. Dat is gewoon goed Nederlands. Daarbij zie ik titels zoals ‘Heer’, ‘Zoon van God’, Woord, Lam, en ‘God’ ook als eigennamen, wat ze natuurlijk eigenlijk niet zijn, maar wel zijn geworden. Daar laat ik het bij. Het feit dat ik dus ‘hij’, ‘zijn’ of ‘hem’ schrijf is geen teken van respectloosheid. Hem (begin van de zin) zij alle glorie, hulde en eer! Het is omdat ik gewoon Nederlands wil schrijven, om Nederlander met de Nederlander te zijn. Een tekst met allemaal vreemde hoofdletters doet archaïsch aan, dat doet God onrecht.
Het interessante is dat de grondteksten van de Bijbel (bv. het Grieks) helemaal geen onderscheid maken tussen hoofdletters of kleine letters. (Het Grieks kent ze beiden, maar we hebben enkel teksten waarin alles in hoofdletters, of alles in kleine letters geschreven is). Zo zie je maar dat hoofdletter gebruik cultuurgebonden is. Kijk bijvoorbeeld naar het Duits waar elk zelfstandig naamwoord met een hoofdletter geschreven wordt.
Ook schrijf ik ‘Bijbel’ met een hoofdletter. Het is namelijk gewoon de eigennaam van een boek. Het allermooiste boek dat ooit geschreven is.
Gij
Er zijn maar weinig woordjes zo leuk als het woordje ‘gij’. Het suggereert namelijk een extreem beleefde, eerbiedwaardige vorm van ‘u’ te zijn. Sommige christenen noemen God ‘Gij’ omdat ze God als de overtreffende trap van u zien. En eerlijk is eerlijk, taal is wat het betekent voor de persoon die het uitspreekt, maar in de oorspronkelijke christelijke betekenis van ‘gij’ (de Statenvertaling) heeft ‘gij’ dezelfde betekenis als ‘jij’ nu. Zoals de Duitsers God met ‘Du’ aanspreken, werd God in het Nederlands met het intieme ‘gij’ aangesproken, dat je normaal enkel gebruikte voor familie en je beste vrienden. Iedereen was ‘u’, behalve de mensen die echt heel dicht bij je stonden. “meine zeit ist in deine händen” zingen de Duitsers. Een onbekend kind noemen ze ‘sie’, maar God is, net als je vader en je oma, ‘du’.
Het leuke is dat deze vrij bekende Europese manier van persoonlijk voornaam gebruik in het Nederlands en in het Engels twee totaal verschillende kanten op gegaan is. Het ‘Du’, het ‘thy’ en het ‘gij’ horen van oorsprong bij elkaar. (In de Middeleeuwen was ‘du’ in het Nederlands ook het woord voor de 2 persoon enkelvoud). Net als in het Nederlands is het ‘thy’ in onbruik geraakt. Enkel in archaïsche teksten wordt het nog voor God gebruikt (“Thy kingdom come”). Het leuke is alleen dat het in het Engels volledig is vervangen door ‘you’, wat de Engelse equivalent van ons ‘u’ is. De uiterst beleefde Engelsen zijn voor de zekerheid maar iedereen met de beleefdheidsvorm gaan aanspreken.
Omdat in het Nederlands het ‘u’ en het ‘jij’ langer naast elkaar zijn blijven bestaan is het onderscheid bij ons pas weg gaan vallen in het tijdperk van het sociologische gelijkheidsdenken. Bij ons is iedereen een ‘jij’ geworden. (De Duitsers, die wat hiërarchischer denken dat wij, lopen een paar decennia achter ons aan, maar ook daar begint het gebruik van ‘Sie’ steeds minder te worden). De kans is enorm dat we over 100 jaar het ‘u’ in Nederland helemaal kwijtgeraakt zijn in het dagelijks gebruik.
Intiem
Enfin, ‘gij’ is dus een intieme, vertrouwelijke vorm, de ‘jij’ vorm dus. Maar in onze culturele omgang met God zijn we dat helemaal kwijtgeraakt. Dat is wel jammer. Was het nog maar zo dat we God ‘jij’ durfden te noemen, zoals de Duitsers. Wellicht had dat veel van ons afstandelijke denken over God voorkomen (Hij is er immers bij!) Maar het lukt mij niet om God met ‘jij’ aan te spreken, daarom kies ik voor het ‘u’, zeker ook omdat ‘gij’ nu echt te archaïsch klinkt, en nog afstandelijker is. Taal is immers wat het nu betekent voor de hoorder, niet wat het oorspronkelijk betekende lang geleden. Wat dat betreft zullen we in de komende decennia ook wel van het ‘u’ voor God af moeten raken, want over 100 jaar is dat net zo archaïsch als ‘gij’ nu is.
Trouwens, het Bijbelse Grieks noch het Hebreeuws kennen onderscheid tussen ‘u’ en ‘jij’ vormen.
Leuk weetje, de Vlamingen gebruiken ‘gij’ nog steeds als ‘jij’. ‘Jij’ kennen ze zelfs niet eens. Ook schrijven ze nog steeds een extra ‘t’ bij de 2e persoon verleden tijd. Gij hadt! Echt waar! Dat was ooit normaal in het Nederlands, en dat kun je in oude bijbels dus nog terugvinden.
Gristelijk?
Dan als laatste nog iets dat niet met schrijven, maar met spreken te maken heeft. Het is een persoonlijke irritatie, daarom maak ik dit blogje maar nog onbelangrijker door dit ook maar therapeutisch toe te voegen.
Sommige christenen zeggen namelijk ‘gristelijk’ in plaats van ‘christelijk’. (en Gristus en Gristen). Op het eerste gezicht lijkt dat een correcte uitspraak van de ‘ch’ die wij allemaal als ‘g’ uitspreken. (Sgoorsteen, Sgeveningen, Sgouwspel). Maar dat is niet de reden dat vooral veel dominees uit vooral de Gereformeerde Gezindte (beiden uitgesproken met een ‘g’) dit doen. Zij baseren zich namelijk op het Grieks.
Maar eerst nog even terug naar de gevolgen van dat g-gebruik. Op het internet (en ongetwijfeld ook daarbuiten) is dit een bron van hilariteit en bespotting. Orthodoxe christenen worden dan ‘gggristenen’ genoemd, en je begrijpt dat die ‘g’ niet echt meehelpt om extra serieus genomen te worden. In het kader van het Nederlander met de Nederlanders zijn een grove fout.
Grieks
Maar die ‘g’ komt dus uit het Grieks. Daar wordt Christus als ‘Χριστός’ geschreven, en ‘christenen’ als ‘Χριστιανός‘. ‘Xristos’ en ‘xristianos’ in onze latijnse letters. Die X is de letter chi, die wordt uitgesproken als een ‘g’ (en een stemloze ‘h’). Daar komt die ‘g’ dus vandaan.
Maar daar gaat het ook meteen mis, want als je het woord op z’n Grieks uit wil spreken moet je dus GristOs zeggen, of nog beter, de ‘i’ ook half als een ‘e’, GrEstOs dus, en dat wordt nooit gedaan. Het vergrieksen stopt dan dus bij de 1ste letter, wat niet zo heel erg consequent is.
De ‘Gristus’ uitspraak is dan ook niet erg goed overdacht, en bestaat nog maar een jaar of 70. Ze wordt regelmatig gekoppeld aan een opkomend elitair gevoel op de gymnasia van die tijd, waar de hogere klassen Grieks leerden. Daar liepen de leerlingen dus tegen die Griekse Chi aan, en gingen vanuit de weeromstuit Christus met een ‘g’ uitspreken, om zichzelf te onderscheiden van zij die niet naar het gymnasium waren geweest. Eenzelfde onbewuste reden kan ook de oorzaak zijn dat theologen in bepaalde kringen de ‘g’ gebruiken. Er is in ieder geval geen taalkundige of theologische reden voor.
Latijn
Maar waarom zijn wij dan die Chi als ‘k’ gaan uitspreken? Dat komt door het Latijn. Dat was eeuwenlang de taal van de kerk, en die kende de g-klank niet. Ze vertaalde de Chi naar ch (De ‘c’ was de Latijnse klank die het dichts bij de chi lag, de ‘h’ deed recht aan de klankloze h-zucht die in het Grieks bij de chi hoorde). En dus werd die ‘ch’ als ‘k’ uitgesproken, zoals elke ‘c’ in het Latijn. In Europa werd dat overal overgenomen. Onze Christus-uitspraak is dus gewoon Latijns. Inclusief de -us aan het eind, in plaats van het Griekse -os.
Zo is het de officiële uitspraak geworden van alle afgeleide woorden en eigennamen. Christiaan is Kristiaan, Christine is Kristine, we heten kristenen, en we zijn kristelijk omdat we in Kristus geloven. Dat is niet goed, dat is niet fout, dat is gewoon zoals het is gegroeid. Taal is niet goed of fout, maar is een weergave van de verbale of geschreven uitingsvormen van communicatie, zoals die onder de mensen leeft. Daarom is de officiële uitspraak van de naam van de Rotterdamse wijk Charlois ook Sjaarloos. Dan kun je met je doorgestudeerde hoofd wel eigenwijs ‘Tsjarlowa’ gaan zeggen, dan zit je er gewoon naast.
Het eerste dat de Heilige Geest ons gaf toen hij uitgestort was was immers de gave om de mensen aan te spreken in hun eigen taal. Daarom zeg ik dus Kristus, om een Nederlander met de Nederlanders zijn, en hen niet afschrikken met allerlei taal-eigenaardigheden. We bedoelen dezelfde, de Gezalfde van God, en dat is dan weer wel heel erg belangrijk. Hij is onze Heer en Verlosser! Wij verwachten hem. Hem komt de glorie toe, voor altijd! Amen.