Petrus was al zalig voor hij Jezus echt kende!
|“Ik ken deze man niet!” zwoer Petrus in de tuin van de hogepriester.
Petrus was niet bang dat hij ook zou worden opgepakt, hij meende het. Als hij bang was geweest zou hij niet hier naar het hol van de leeuw gekomen zijn. En anders was hij wel gevlucht toen hij de eerste keer herkend werd. Petrus kende deze Jezus echt niet. Drie jaar lang had Petrus Jezus gevolgd, aan Zijn lippen gehangen, alles voor Hem opgegeven. Hij wist het zeker: Deze Jezus zou het Koninkrijk brengen, en Petrus stond klaar om daar voor te strijden.
Nu noemen mensen Petrus vaak “haantje de voorste”, de irritante discipel die altijd het hoogste woord voert, zichzelf overschreeuwt, maar als het puntje bij paaltje komt voor zichzelf kiest. Maar dat is een postmoderne blik op Petrus, wij houden nu meer van bescheiden karakters als die van Johannes. Jezus koos voor Petrus! Hoewel Johannes persoonlijk veel dichter bij Jezus stond werd Petrus aangewezen als de rots van de kerk. Petrus werd door Jezus zalig genoemd omdat hij de eerste was die zijn geloof beleed: “U bent de Christus, de Zoon van levende God!”
Petrus was geen irritante vent met een grote mond, maar de belangrijkste steunpilaar voor Jezus. Daarom nam Hij hem overal mee naartoe. Naar de opwekking van het gestorven dochtertje van Jaïrus, naar de berg waar Hij verheerlijkt werd, en mee in de diepste angst daar in Gethsemane. Maar al die tijd kende Petrus Jezus niet echt. Jezus kende Petrus wel, maar Petrus dacht nog steeds dat Jezus die warrior-messias zou zijn die het kwaad zou uitroeien en waarheid en recht zou herstellen. Petrus was niet zo heel anders dan Judas, de fanatieke vrijheidsstrijder. Het geloof van Petrus had weinig ruimte voor zelfkennis en besef van eigen tekortkomingen en schuld. Petrus snapte niet dat nederigheid de sleutel was tot dat Koninkrijk. Daarom wilde hij ook niet dat Jezus zijn voeten zou wassen, en daarom sprak hij Jezus tegen toen Hij begon over lijden en dood.
Petrus is natuurlijk niet de enige discipel die Jezus niet echt kende. Daarom voorspelt Jezus dat ze zich allemaal zullen ergeren aan Hem. Als Jezus zich niet met kracht en macht verzet, maar zich lijdend laat oppakken, zullen ze er vandoor gaan. Dan wordt het messias-complexje in Petrus wakker: “Misschien zal iedereen U afvallen, ik nooit!”
Petrus kan het zich prima voorstellen dat de anderen Jezus zullen verlaten, maar hij niet. Zelfreflectie was niet Petrus’ sterkste punt. Het was allemaal heel simpel: Jezus was de Koning, en hij, Petrus, stond aan de goede kant en was de beste vasal die de Koning zich kon wensen. Petrus zou voorop gaan in de strijd, de vijand te lijf gaan, en de grenzen van het rijk verdedigen. Het idee dat hij zelf juist een van de slechtste dienaren zou zijn was nog niet in hem opgekomen.
Die grote mond van Petrus was dus geen schone schijn. Petrus meende het toen hij zei: “Al moest ik met U sterven!” Want als de soldaten komen om Jezus op te pakken trekt Petrus zijn zwaard. Petrus is klaar om Jezus rugdekking te geven en desnoods strijdend om te komen. Liever een martelaar dan een wegloper. Petrus houdt zijn rug recht, zoals beloofd. Als eerste rent hij naar de vijand toe en haalt uit. “Wie niet horen wil moet maar voelen”, zal Petrus gedacht hebben, en hij hakt iemand z’n oor eraf. Maar Petrus had zelf niet goed geluisterd, en daarom gaat het mis. Niet omdat Petrus wordt verslagen door de vijand, maar omdat hij wordt overmeesterd door de Meester. Jezus beveelt hem de strijd te staken, en geneest het gehoor van Zijn belager.
Dát is het moment dat Petrus breekt. Wie is deze Jezus? Waarom doet Hij niet wat Petrus had verwacht? Waarom vestigt de Messias, de Zoon van de Levende God, nu niet strijdend Zijn Koninkrijk? Waarom neemt Hij het voor de vijand op? En dan vlucht Petrus. Niet voor de soldaten, maar voor Jezus.
En al snel volgt Hij Jezus weer, nu niet meer als volgeling, maar als zoeker die probeert te begrijpen. We weten niet wat Petrus dacht, daar in het paleis van de hogepriester. Hoopte hij dat Jezus alsnog vuur uit de hemel zou laten komen? In ieder geval begrijpt hij het nog steeds niet. Want elke keer als hij wordt herkend herhaalt Petrus dat hij deze Jezus niet kent. Jezus was een vreemde geworden voor Petrus. Maar Petrus was geen vreemde voor Jezus. Jezus wist dit allemaal al, en toen Hij Petrus vertelde dat hij Hem zou verloochenen, was dat geen profetische toekomstvoorspelling, maar de manier om te laten zien dat Hij Petrus’ hart kende. Als Petrus zich dat herinnert, pas dan snapt hij dat hij gezien en gekend was, dat Jezus hem doorzag en begreep. En dat ondanks dat alles, ondanks die foute fanatieke strijd, ondanks die zelfverzekerheid, Jezus van hem hield, hem zalig noemde, en de rots van de kerk had gemaakt.
Petrus wilde niet verder met Jezus, maar Jezus wilde al veel eerder wel verder met Petrus. Pas dan wordt Petrus eigenlijk bekeerd, om het maar even plat op z’n gereformeerds te zeggen. Huilen, spijt, tranen, zelfkennis, zondekennis, eindelijk begrijpen. Niet meer hoog van de toren blazen, maar hopen dat er nog wat kruimels voor hem overblijven. In het Evangelie van Johannes lezen we dat Petrus totaal inbindt. Jezus herinnert hem aan zijn grote woorden: “Hou jij meer van mij dan alle anderen?” maar Petrus’ liefde is bescheiden geworden, en hij huilt opnieuw als die bescheiden liefde genoeg is om een belangrijke plaats in dat Koninkrijk te krijgen.
Niet alleen Judas, maar ook Petrus lag door aan de avondmaalstafel zonder Jezus echt te kennen. En dat gold voor al de discipelen. Ze waren vooral bezig met de vraag wie de belangrijkste was. Ze snapten nog niet dat ze het niet snapten. Het is een vreemde paradox, dat Petrus Jezus niet echt kende, maar er wel helemaal bij hoorde. Jezus noemde Petrus al zalig voor hij bekeerd was! Petrus was al de rots van de kerk voor Petrus zijn rotsvaste zelfvertrouwen verloren had. Waarom? Omdat Petrus Jezus dan wel niet begreep, hij vertrouwde hem wel volledig. Als Jezus het zei durfde Petrus zelfs over water lopen. En zelfs toen hij zijn hele geloof in Jezus kwijtgeraakt was bleef Petrus op zoek naar Hem. Hij volgde Jezus zelfs nog nadat hij van zijn geloof gevallen was. Petrus wilde niet nederig zijn, en al helemaal niet dat Jezus nederig zou zijn. Maar als Jezus zei dat Hij hem moest wassen, dan ook maar helemaal. Hij geloofde Jezus op Zijn woord, ook al begreep hij het niet.
Lijken wij daar op het strijdveld van Gethsemane op Petrus of Judas? Twee discipelen die wilden strijden voor Gods waarheid en gerechtigheid. Judas werd wat eerder gedesillutioneerd dan Petrus, maar in feite was hun verkeerde verwachting hetzelfde. Het verschil is dat Judas zijn rug recht hield toen bleek dat Jezus een ander koninkrijk wilde stichten dan hij dacht. Dat nooit. Petrus had wat tijd nodig, maar had zo’n rotsvast vertrouwen in Jezus dat hij zelf brak. Petrus had niet zo’n rechte rug, Petrus ging wel door de bocht, Petrus ging wel bij zichzelf te rade, en begreep dat hij juist die dienende Jezus nodig had. Al zijn opvattingen, ideeën, complexen, eerzucht, superioriteitsgevoel, valse martelaarsfantasieën, en vijandsdenken werd afgebroken. Alleen Jezus bleef over. De Jezus die doodgespijkerd werd aan het kruis, stierf als een waardeloze slaaf, de Hoogste van het Hoogste die het laagste van het laagste werd. Naakt belachelijk werd gemaakt en uitgehoond, en door iedereen met de nek aangekeken werd, zelfs door God. Jezus was niet eens een man meer, maar alleen nog maar een worm. Een worm aan een kruis. En toen dat alles afgebroken werd, en Jezus ondanks alles toch weer voor Petrus kwam te staan, toen snapte Petrus het pas, en mompelde hij bescheiden dat hij Jezus bescheiden lief heeft. Geen grote woorden meer voor onze strijder.
Ik wens op Goede Vrijdag iedere christen toe dat ze de strijd, met Petrus, volledig verliezen, en er niets overeind blijft van al onze opvattingen over een koninkrijk van waarheid en gerechtigheid. Dat van onze religie aan het eind van goede vrijdag alleen nog maar een naakte jezus overblijft die rochelt aan een houten paal, verdoemd, vervloekt en verlaten en alleen, in het donker. Dat is pas een stille zaterdag, met een sprankje hoop op een bescheiden geloof straks later als het licht wordt.