Stop het slopende geschreeuw van onze liefdevolle harten!
|In het sportteam van mijn zoon speelde een jongetje dat na de dood van zijn ouders door zijn tante was opgenomen. Elke week stond ze langs de lijn. Ze was erg kritisch, nooit deed hij het goed, altijd moest hij harder lopen, beter passen, sneller reageren. Hun trainer coachte juist positief, en prees het ventje bij elke mooie actie. Dat viel de tante op, ze hield de coach een tijdje in de gaten, en sprak haar aan: “Waarom ben je alleen maar positief? Zie je niet dat hij veel fouten maakt?” Maar de coach legde uit dat ze geloofde dat kinderen meer hebben aan positieve feedback en aanmoedigingen vanaf de kant, en dat alleen terugkerende fouten op een rustig moment besproken moeten worden. Daarop begon de tante haar neefje op dezelfde manier aan te moedigen: “Goed gedaan!”, riep ze enthousiast. Na de wedstrijd zei het jongetje glunderend tegen mijn zoon: “Vandaag was mijn tante voor het eerst trots op me!”
Die tante was een schat van een vrouw. Uit liefde, zonder eigenbelang, had ze de zorg voor haar neefje overgenomen. Haar vriend, die het jongetje kleineerde en achterstelde, had ze voor hem zelfs het huis uitgezet. Elke zaterdag stond ze daar op het veld bij weer en wind. Toch lukte het haar lang niet om, ondanks al haar goede intenties, de jongen haar liefde te geven. Niet omdat ze het niet wilde, maar omdat ze niet wist hoe dat moest. Maar toen ze een goed voorbeeld kreeg volgde ze dat gretig.
Het hele gebeuren is een exemplarisch voorbeeld van zonde, zondekennis en bekering. Eerst was er zonde: ze deed een kind onbedoeld pijn. Toen was er zondekennis, ze zag dat ze het fout deed. En daarop volgde bekering, want ze ging niet zichzelf verdedigen maar volgde het betere voorbeeld.
Zelfkennis is van wezenlijk belang voor elke christen. Toch is ‘zonde’ een abstract begrip geworden in kerken, een overtreding van regels. Iemand die zich er niet aan houdt is dan een zondaar. Wat dan volgt zijn eindeloze discussies over de interpretaties van regels. Maar het kwaad dat wij elkaar aandoen gaat dieper dan het overtreden van regels. De tante brak geen enkele wet met haar fanatieke correcties, maar veroorzaakte toch zoveel pijn.
Regels kunnen je bewust maken van het kwaad dat je veroorzaakt. Paulus schrijft dat we weten dat we zondaren zijn doordat de wet ons dat leert. De wet, de regels, kunnen ons niet rechtvaardig maken, maar wel schuldbewust. Dat bewustzijn is niet een vorm van ‘naming en shaming’, maar creëert een voedingsbodem om vanuit te groeien. Je moet eerst weten dat je honger hebt zodat je eten kunt gaan zoeken. Het hongergevoel in je buik is er niet om je te pesten, het is er om ons aan het eten te zetten. Dat de kerk het over zonde en zondaren heeft is niet om ons klein te houden of om ons op onze plaats te zetten. Het is het middel van de Heilige Geest om ons tot bekering te leiden. Tante begreep dat! Toen ze dankzij de coach zag wat ze verkeerd deed ging ze niet bij de pakken neerzitten, maar veranderde ze haar gedrag.
In sommige kerken is de zonde iets abstracts geworden, een bijna boekhoudkundige handeling. Er zijn regels waar we ons aan moeten houden, en we moeten secuur opletten of we binnen die lijnen blijven. Het is abstract omdat het doel van de regels niet is om elkaar lief te hebben, of te voorkomen dat we elkaar kwaad doen, maar de regel is het doel in zichzelf. Uiteraard wordt beweerd dat dat uit liefde is, maar dat is enkel een theorie die niet aan de praktijk getoetst wordt.
In andere kerken is een grote afkeer gegroeid van het woordje ‘zonde’. Vaak is dat een reactie op het eerder genoemde kerkelijk-wetticisme. Zonde komt dan alleen nog aan bod bij grote onderwerpen waarbij niemand persoonlijk wordt genoemd. De mens als zondaar tegen het klimaat, als racistisch wezen, als consument. Maar ook hier is de gedachte dat we door onze onbeholpenheid en onwetendheid elkaar kwaad doen verdwenen. De zonde is dan niet meer iets persoonlijks, alleen nog maar een collectieve aanklacht tegen de mensheid in het geheel. (Waar de schuld vaak vooral bij anderen lijkt te liggen).
Zondekennis is nodig om Gods genade te kunnen begrijpen. Als God liefde is, dan kan Hij ons niet onze gang laten gaan. Een kerk die Gods liefde zo eenzijdig belicht dat de zonde er door wordt gebagatelliseerd, maakt van Zijn liefde een karikatuur. God lijkt dan op een snoeptante die de kinderen elke dag patat met appelmoes geeft. Daar worden ze niet gezond en sterk van.
Maar een kerk waarbij de zonde losgekoppeld is van het kwaad, en alleen nog maar de overtreding van een regel is, ondermijnt de genade net zo goed. Gods liefde verdwijnt uit het zicht, Hij is dan vooral de bedenker van arbitraire regels.
Zondekennis is geen negatief onderwerp om christenen somber en klein te houden. Het is een vorm van bewustzijn en zelfreflectie, die ons helpt om na te denken over onbedoelde en onbewuste manieren waarop we God en onze naasten tot last zijn. Het zet ons aan om onze fouten op te sporen en te herstellen. Het herinnert ons eraan dat we niet beter zijn dan de andere mensen, en helpt ons daarmee om genadig en mild naar anderen te zijn, in plaats van alleen maar kritisch en verbolgen. Zondekennis brengt ons naar Christus toe, met die belijdenis: Heer, ik wil wel maar het lukt zo vaak niet, vergeef me, herstel me, vernieuw me, leid me, coach me! Die houding is niet alleen zalf voor de eigen ziel. Want stel je eens voor dat al ons maatschappelijke geschreeuw verstomt. Dat we allemaal, net als tante, in onze zoektocht naar een betere wereld eens niet op zoek gaan naar de fouten van de ander, maar allereerst naar die van onszelf, dan leidt dat tot een genade-bom van mildheid en geduld.