Terechte vragen leiden tot onterechte conclusies

In ‘mijn’ Gereformeerde Bond is het debat over schepping of evolutie weer opgelaaid. Professor Van den Brink accepteert de Evolutietheorie terwijl Bondsvoorzitter ds. Mensink dat als onbegaanbaar en ontoegankelijk betitelt. In dit blog wil ik niet ingaan op de grote woorden waarmee Mensink de discussie afkapt maar wel op zijn argumenten.

Mensink reageert daarop met een aantal vragen: “heeft de schepping dan vóór de zondeval ook al gezucht, als in barensnood”, “hoe [kan] een volmaakt God een onvolmaakt werk doen en daarvan kan rusten” en “hoe lang houden we dan nog de historiciteit van Adam en zijn val staande”. Vragen stellen is goed maar Mensink stelt de vragen niet om tot een beter inzicht te komen maar enkel om Van den Brink de weg af te snijden. De vraag als tegenargument. Maar zo werkt het natuurlijk niet.

Als eerste zou dat betekenen dat er geen goede vragen te stellen zijn bij de ‘klassieke uitleg’. Waarom koppelt God op de eerste dag het daglicht aan de dag, noemt hij dat ‘goed’, en koppelt hij het daglicht op de vierde dag vervolgens aan de zon? Was er dan toch ruimte voor verbetering? Er zijn natuurlijk ook allang diepere theologische vragen gesteld over de zondeval, als God wist dat de mens kon vallen, waarom gaf God hen dan de mogelijkheid en is God daarmee dan niet per definitie niet goed? En hoe kan het dat de Bijbel ons iets leert dat lijnrecht ingaat tegen onze wetenschappelijke bevindingen?
Ook dat zijn goede vragen, en de aanhangers van de ‘klassieke uitleg’ komen met een breed scala van antwoorden. Daarmee bewijzen ze zelf dat het stellen van een goede vraag niet betekent dat de stelling onjuist is.

Het enige dat al die vragen ons leren is dat de schepping en de zondeval geen makkelijke onderwerpen zijn. Niet als je oerconservatief bent en ook niet als je hypermodern bent, en dat onderstreept een prachtige orthodoxe geloofsregel: mensenwerk is gebrekkig. Dat geldt net zo goed voor conservatieve stellingen als nieuwe theorieën.

De meeste sympathie heb ik voor Van den Brink die het Evangelie wil vertellen aan de hand van de kennis en het begrip van de postmoderne mens. Het tegen-wil-en-dank vasthouden aan vermeende klassieke dogma’s bewijst enkel de menselijke zondige neiging tot conservatisme.
Over klassiek gesproken, klassieken zoals Calvijn en Augustinus hebben ons ook iets te vertellen over het rigoureus letterlijk willen lezen van Genesis. Calvijn stelt dat de woorden van Mozes in Genesis 1 filosofisch en niet letterlijk gelezen moeten worden. Als Genesis stelt dat God op de 4e dag twee grote lichten schept, de zon en de maan, dan stelt Calvijn dat astronomen achterhaald hebben dat een ‘ster’ als Saturnus een veel groter licht is dan de maan. Calvijn gebruikt de wetenschap van zijn tijd om aan te tonen dat de Bijbel niet letterlijk gelezen moet worden. Calvijn stelt:

“Mozes schreef in een begrijpelijke stijl dingen die alle gewone mensen die begiftigd zijn met gezond verstand, zonder uitleg konden begrijpen; maar astronomen onderzoeken met grote inzet dat wat het menselijk verstand in scherpzinnigheid kan bevatten.”

Vervolgens deelt Calvijn ook nog een sneer uit naar iedereen die de bevindingen van de astronomen verwerpen enkel omdat ze in hun uitzinnigheid gewend zijn om alles te verwerpen dat ze niet kennen. Calvijn en de wetenschappers van toen zaten er trouwens ook naast, Saturnus is geen ster maar een planeet. Toch klopte wat hij stelde in essentie en leert Calvijn ons onbedoeld dat er niks mis mee is om de wetenschap te gebruiken, zelfs al zou die ernaast zitten. Dat deed Mozes immers ook al.

Ook Augustinus, die het scheppingsverhaal als allegorie zag, kon er wat van. Augustinus schreef dat als hij bezig was met Genesis zich constant voor ogen hield dat hij koste wat het koste wilde voorkomen dat ongelovigen een christen idiote dingen zouden horen zeggen over de natuur, de sterren, de seizoenen, de dieren, etc. en dat het dan zou lijken alsof deze fouten uit de Bijbel zouden komen, vooral ook als dit volledig in zou gaan tegen de verstandelijke redenatie of de menselijke ervaring. Augustinus schrijft hoe beschamend en destructief het zou zijn als die niet christen zijn lachen bijna niet in zou kunnen houden als hij hoort hoe fout het is.

De goede vragen die Mensink stelt mogen gesteld worden! Daar moeten we ons mee bezig houden. Het stellen van de vragen bewijst dat het christendom er nog niet is met het omarmen van de moderne wetenschap, het is wel een eerste noodzakelijke stap om aansluiting te vinden bij de postmoderne mens door de Bijbel bij hen weg te halen uit het stoffige hoekje van de sprookjesliteratuur. Een moeilijke weg die we moeten begaan omdat de conservatieve uitleg niet alleen net zoveel vragen oproept maar ook een drempel vormt voor postmoderne mensen om de Bijbel serieus te nemen.

 

Lees het boek van dezelfde auteur: Nederlander met de Nederlanders, een positieve, orthodoxe visie op homoseksualiteit, wetenschap en vrouwelijke leiders. Nederlander met de Nederlanders, Een positieve, orthodoxe visie op homoseksualiteit, wetenschap en vrouwelijke leiders
Reacties