Toen raakte de auto mijn dochtertje
|Met een voor mij veel te harde knal sloeg de bumper mijn dochtertje van 5 tegen de grond.
Zondagmiddag speelde ze tussen de auto’s terwijl ik op haar stond te wachten. Ze kwam maar niet. Toen ik de auto de hoek om zag komen zag ik het al gebeuren. STOOOOP schreeuwde ik. Tegen haar, en tegen de auto, en tegen iedereen. Stooooop! Ze hoorde me wel, maar ze gaf eindelijk prioriteit aan mijn vorige roep: “Kom!” Precies op het moment dat ze achter het busje vandaan rende kwam de auto voorbij. Met een voor mij veel te harde knal sloeg de bumper mijn dochtertje tegen de grond. Neeeeeeee gilde ik, en rende om de auto’s heen. Ik dacht dat het helemaal mis zou zijn. Een vreemd gevoel dat er geen hoop was op een goede afloop. Maar toen ik haar zag sprong ze op en begon hard te huilen. Ik stond te trillen op mijn benen. Wat een geluk, alleen een bloedneus en wat schrammen. Ik sloeg mijn armen om haar heen en knuffelde haar dicht tegen me aan. De dagen erna sloeg ze in mijn gedachten telkens weer opnieuw tegen die auto aan. Ook als je de uitkomst weet blijft het zo’n vreselijk akelig gezicht.
Kon ik nu dankbaar zijn? Had God mijn dochtertje gespaard en bewaard? Ik was blij. Ik dankte God. Ik begreep God niet. Terwijl ik blij was dacht ik aan die kinderen die niet meer opstonden na hun klap. Ik dacht aan de kinderen die stierven in een oorlog of verdronken in de zee. Kon ik Gods bescherming wel claimen? Was mijn dankbaarheid jegens God dan niet tegelijk een aanklacht vanwege al die kinderen die wel stierven?
Diezelfde zondagochtend had ik kindernevendienst gegeven. De avond ervoor had ik uren publieke en privé gesprekken gevoerd via de social media, naar aanleiding van mijn laatste blog. Vooral de verhalen van mensen die gebroken waren raakten me. Een broer die zelfmoord had gepleegd. Een vrouw die zich niet geaccepteerd voelde. Om 1 uur ‘s nachts draaide ik ‘Heer, ontferm u over ons’ van Sela vele keren. Het lied raakte me. De diepste roep naar God om zijn ontferming. Over die ontfermende Heer wilde ik de kinderen van de kindernevendienst vertellen. Over God die ons niet altijd voor het kwaad behoedt, maar die zich wel over ons ontfermt als wij geraakt zijn. Als voorbeeld speelde ik een toneelstukje met mijn ook aanwezige dochtertje. Zij deed alsof ze haar hoofd stootte, en moest huilen, en ik ontfermde me als vader over haar, door haar in mijn armen te nemen. Zo, vertelde ik de kinderen, wil God de Vader zich ook over ons ontfermen. Daarop liet ik de kinderen ‘Heer, ontferm u over ons’ meezingen met Sela.
Die zondagavond zongen we zoals gewoonlijk als gezin met elkaar. Mijn oudste dochter gaf ‘Heer ontferm u over ons’ op. Terwijl we zongen dacht ik terug aan Gods zegen die we de week ervoor aan onze kinderen hadden gegeven. Ik huilde. Ik dacht aan het toneelstukje van de ochtend, dat werkelijkheid werd in de middag, en aan de pijn van de gebroken mensen van de afgelopen avond. Heer, ontferm u over ons! Hij behoedt ons niet voor al het kwaad, maar het raakt hem net zo hard. Hij wil het niet. Hij is er boos over. Hij had gewaarschuwd. Het ongeluk van mijn dochter liet me een heel klein beetje voelen hoe God zelf ook geraakt wordt door ons kwaad. Wij zijn zijn kinderen. Daarom haat hij het kwaad en de zonde, die maken ons kapot, we maken elkaar kapot. Het leed dat wij elkaar aandoen voelt hij, zoals een vader het voelt als zijn dochter aangereden wordt. Geen afstandelijke woede, geen gelijkhebberige ‘had maar geluisterd’. Geen straf van een emotieloze rechter. Als wij elkaar weer raken, staat God te trillen op zijn benen.
Later vroeg ik mijn dochter: “Hoorde je me niet ‘stop’ roepen?” “Jawel!” zei ze, maar daarvoor zei je nog ‘kom'”, was haar logische verklaring. Zo gaat dat met vaders. Soms verandert ons ‘kom’ in ‘stop’. Dat was te ingewikkeld voor haar. Ze wilde gewoon naar pappa toe, hij had haar toch geroepen!? Zonder het ooit gewild te hebben, zonder dat ik het had kunnen weten, veranderde mijn ‘kom’ in een ‘stop’ en was het resultaat een klap. Bij God de Vader geldt dat er op zijn ‘kom’ geen ‘stop’ meer volgt. Als je naar hem toe rent, ontfermt hij zich over je, en slaat hij zijn armen om je heen. Dan deelt hij je leed, zoals een vader het leed van zijn kinderen deelt.