Werknemers: wees gehoorzaam, net zoals de vrouwen!
|Wat zegt de Bijbel over onze werkrelaties? Hoe moeten we ons verhouden tot onze baas, en wat moeten we doen als hij iets van ons vraagt dat niet acceptabel is? Gelukkig geeft de Bijbel glasheldere antwoorden op deze vragen.
De relatie van een dienstknecht met zijn heer verwijst namelijk naar de gelovige met God. Het woordje ‘Heer’ is daarom de belangrijkste titel geworden waarmee christenen God of Jezus aanspreken. Het maakt van het christelijk geloof een tegencultuur tegenover de huidige, seculiere cultuur die van God losgeraakt is. Tegenwoordig is de baas voor de gemiddelde werknemer een soort maatje geworden voor wie hij weinig ontzag heeft, tegenspreekt, of zelfs niet gehoorzaamt. Onze losse relaties met onze leidinggevenden laten iets zien van hoe wij losgeraakt zijn van God, en het ontzag jegens Hem verloren zijn.
Paulus spreekt op een heel andere manier over onze werkrelaties: “Vermaan de dienstknechten dat zij hun eigen meester onderdanig zijn en dat zij hun in alles welbehaaglijk zijn, zonder tegen te spreken” (Titus 2:9). De apostel heeft niets met postmoderne eigenwijsheid. In de brief aan Efeze koppelt hij onze arbeidsverhoudingen aan onze relatie met Christus: “Dienstknechten, wees, evenals aan Christus, gehoorzaam aan uw heer naar het vlees, (..) als dienstknechten van Christus; doe zo van harte de wil van God” (Ef 6:5). Voor Paulus is onze relatie met onze baas niet zomaar een menselijke instelling, maar weerspiegelt het onze gehoorzaamheid aan Christus.
Onze seculiere, postmoderne opvattingen over arbeidsrelaties schuren met de woorden die Paulus aan Titus schreef, en worden erdoor ontmaskerd. Maar in de brief aan de Kolossenzen gaat Paulus zelfs nog een stapje verder: “Dienstknechten, wees in alles uw aardse heren gehoorzaam” (Kol 3:22). In álles gehoorzaam zijn, geen uitzonderingen! Daar zit (bij wijze van spreken) geen woord Grieks bij. Petrus onderstreept dit door dienstknechten op te roepen om ook gehoorzaam te zijn als je baas kwaad doet: “wees uw meesters met alle ontzag onderdanig, niet alleen hun die goed en welwillend zijn, maar ook die verkeerd handelen.” (1 Pet 2:18).
Dat lijkt misschien een vreemde opdracht, waarom zou je je baas ook in de zonde steunen? Toch is dit te begrijpen vanuit de christelijke houding. Het is namelijk niet aan ons om hen die boven ons gesteld zijn te oordelen. Als je je aardse heer al denkt te kunnen oordelen, zou dat dan niet eindigen bij een oordeel over je hemelse Heer? In de brief aan Kolosse stelt Paulus deze gehoorzaamheid gelijk aan het vrezen van God: “niet met ogendienst als om mensen te behagen, maar oprecht van hart, in het vrezen van God.” (Kol 3:22)
Ook het Oude Testament staat vol met rechtvaardige aanwijzingen en wetten voor het bezitten van dienstknechten. Op die manier wordt de dienstknecht-heer relatie een zegen voor alle betrokkenen. God gaf aan Abraham zelfs zijn knechten: “De HEERE heeft mijn heer rijk gezegend, zodat hij een aanzienlijk man geworden is; Hij gaf hem kleinvee en runderen, zilver en goud, dienstknechten en dienstmaagden, kamelen en ezels.” (Gen 24:35).
In onze van God losgeslagen maatschappij kennen wij het bezit van personeel niet meer. Dat betekent niet dat we alle geboden en voorschriften hierover uit de Bijbel kunnen scheuren, die zijn eeuwig en onveranderlijk letterlijk van toepassing. Anders kunnen we wel stoppen met Jezus onze Heer te noemen, dan wordt dat een lege verwijzing naar iets van vroeger. Dat wij Gods bepalingen over personeelsbeleid niet goed meer begrijpen betekent nog niet dat we deze niet hoeven te gehoorzamen. De invloed van onze seculiere cultuur vertroebelt ons denken, we mogen daardoor niet aan onze eigen uitleg van de Bijbel gaan twijfelen.
Soms wordt er op Galaten 3:28 gewezen als bewijs dat deze arbeidsrelatie niet meer bij het christendom hoort: “daarbij is het niet van belang dat men dienstknecht is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.” Maar dat we in Christus één zijn betekent nog niet dat knechten nu ook leidinggevende posities mogen hebben, bijvoorbeeld als ambtsdrager. Waar de apostel op doelt is dat aan de avondmaalstafel knechten en hun meesters naast elkaar horen te zitten. Beiden ontvangen in gelijke mate de genade. Maar ieder heeft een eigen plaats in het Koninkrijk van God, gelijkwaardig, maar niet gelijk. Niet voor niets koos Christus 12 vrije mensen als discipelen, daar zaten geen dienstknechten bij.
Sommigen wijzen erop dat al deze voorschriften van Paulus en Petrus erg lijken op de voorschriften die zij aan vrouwen geven. Op zich is dat wel waar, want al de genoemde teksten staan in nauw verband met, en lijken sterk op de manier waarop vrouwen zich volgens de apostelen tot hun mannen moeten verhouden. (Zij wijzen bijvoorbeeld op de Efeze-brief waar Paulus kort achter elkaar schrijft: “Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere” en “Dienstknechten, wees, evenals aan Christus, gehoorzaam aan uw heer”, of ze citeren Kolossenzen 3 waar “Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals het behoort in de Heere.” gevolgd door “Dienstknechten, wees in alles uw aardse heren gehoorzaam (..) in het vrezen van God.” Anderen pakken dan 1 Petrus 2 erbij: “Huisknechten, wees uw meesters met alle ontzag onderdanig” dat in 1 Petrus 3:1 verband zou houden met “Evenzo, vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig”.) Maar dat is natuurlijk allemaal kolder. Dat die teksten zo dicht bij elkaar staan wil nog niet zeggen dat wij ze ook in elkaars context moeten lezen.
Uit het feit dat die teksten zo op elkaar lijken en kort op elkaar volgen mogen wij geenszins concluderen dat het aanwijzingen zijn om ons te houden aan de eigentijdse sociologische verhoudingen, zodat kerk en Evangelie ruimte en goodwill krijgen. Daar schrijven de apostelen immers bijna niets over. Alleen dan in 1 Korinthe 9:20-27, en in Kolossenzen 4:3-5, en in 1 Timotheüs 2:1, 3:7 en 6:1. Dan verzuim ik nog bijna Titus 2:5 en 3:1 te noemen. Oh ja, en ook nog 1 Petrus 2:13 en 3:1. En dan vergeet ik er nog een paar, bijvoorbeeld 2 Korinthe 6:3. Maar u ziet het al, dat dat een rode draad is door de apostolische brieven wil nog niet zeggen dat wij dat letterlijk moeten nemen. Dat kunnen we gerust negeren, en ons focussen op het feit dat knechten dus gewoon gehoorzaam moeten zijn aan hun heer, zoals vrouwen dat aan hun man moeten zijn. Altijd en eeuwig.
Geliefde broeders, hartelijk dank voor uw aandacht voor dit geschrift. Wees gehoorzaam aan uw heer, doe alles wat hij u opdraagt, zelfs als dit slecht en zondig is. Uw gehoorzaamheid aan hem weerspiegelt immers uw gehoorzaamheid aan Christus. Ik groet u met een broederlijke kus.
Uw broeder,
Robert Plomp