Wil Paulus dat alle vrouwen altijd zwijgen in de kerk?

Glashelder..?
Paulus standpunt over de vrouw lijkt glashelder in zijn eerste brief aan Timotheüs: Een vrouw moet stil naar haar mannelijke onderwijzers luisteren, ze mag zelf geen onderwijs geven, en mag de man niet overheersen. Eva werd namelijk later gemaakt dan Adam, en bovendien werd zij, en niet de man misleid. Deze woorden zijn voor orthodoxe christenen een belangrijke reden om vrouwen een andere plek te geven in de kerk dan mannen.
In dit blog wil ik laten zien dat een oppervlakkige lezing ons bedriegt. Paulus is geen seksist, de vrouw kan in onze tijd naast de man onderwijs geven en het ambt dragen, zoals God het bedoeld heeft.
Hoe je er ook tegen aankijkt, deze tekst is erg lastig. Elke mogelijke uitleg leidt tot nieuwe vragen. Paulus doet een aantal opmerkelijke, onduidelijke uitspraken, met name over de verleiding en de schuld in het Paradijs. Voorzichtigheid is dus geboden, en bescheidenheid.

Geestelijke zoon
Deze onduidelijkheid is verklaarbaar. Paulus schrijft deze brief aan zijn geestelijke zoon Timotheüs (zie 1Tim 1:2). Zij trokken jarenlang samen op en kennen elkaar door en door. Paulus schreef veel van zijn brieven samen met Timotheüs, en noemt hem expliciet als co-auteur van de 2e Korinthe brief, de brief aan Filemon, beide Thessalonicenzen brieven, e.a.[1]. Timotheüs is als vertrouweling de afgezant van Paulus naar de gemeente van Korinthe, als er een conflict speelt. Paulus laat Timotheüs besnijden omwille van de Joden.
Timotheüs is dus zeer goed op de hoogte van Paulus’ theologie. Niet alleen schreef hij mee, ook als Paulus zijn woorden in praktijk bracht op zijn zendingsreizen was Timotheüs direct betrokken. De brief is niet verstuurd aan jonge christenen met weinig kennis. Bij elke zin die Paulus schrijft wegen die duizenden theologische gesprekken die zij samen voerden mee. Dat verklaart de complexiteit van de Paulus’ uitspraken. De ontvanger van de brief heeft aan een half woord genoeg. Wij hebben dat niet, en zullen verder moeten kijken dan de oppervlakte van de letters om de diepte en de bedoeling van de boodschap te achterhalen. We kunnen niet zomaar zeggen: “Het staat er toch!”, want wat er staat is slechts het topje van de ijsberg.

Onenigheid
Paulus begint na de opening direct over dwaalleraren. Deze dwaalleraren houden zich bezig met zinloos gepraat (h1:6), twistgesprekken (h1:4, h6:4), onenigheid (h2:8) en inhoudsloze praat en tegenstellingen (h6:20). Paulus verbindt deze ruzies aan mensen die leraren van de wet willen zijn. Kennelijk was er nogal wat onenigheid over wat de wet en de geboden wel en niet toelieten. Maar Paulus herinnert Timotheüs eraan dat het doel van de wet liefde is, voortkomend uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof (h1:5-6). De wet is niet bedoeld voor de rechtvaardigen (de navolgers van Christus), maar voor de goddelozen (8). Hiermee plaatst Paulus een belangrijke leeswijzer voor deze brief, die gaat niet over de vraag hoe de wet toegepast moet worden, en wat gelovigen wel of niet van de wet mogen. De wet is namelijk niet voor hen, en is sowieso niet wettisch bedoeld, maar om elkaar lief te hebben.

Vervolgens schrijft Paulus hoe hij een rol in Gods plan heeft gekregen. Hij mag de boodschap van Christus verspreiden onder de heidenen. Vanaf vers 18 betrekt hij Timotheüs daarbij, en geeft hem de opdracht om voor iedereen te bidden. Het gebed voor de overheid krijgt nadruk, dat kan er voor zorgen dat de christenen een rustig en stil leven kunnen leiden. Dat rustige leven is geen doel in zichzelf, maar weer een middel om alle mensen het Evangelie te kunnen verkondigen (h2:3-4). Paulus blijft bij zijn opdracht. Als de gemeente niet vervolgd wordt kan zij floreren, en een licht zijn in de stad Efeze. Nogmaals schrijft Paulus dat hij is aangesteld om het Evangelie te verkondigen (h2:7). Om dat doel te bereiken heeft hij aanwijzingen voor de gemeente.

Dit thema, het goede imago van de kerk naar buiten, en de goede vruchten die dat geeft, komt meerdere keren terug in de brief. Veel van Paulus’ aanwijzingen zijn daar op gericht. Opzieners moeten een goed getuigenis hebben bij buitenstaanders (h3:7). Over diakenen wordt in het vers dat volgt min of meer hetzelfde gezegd. In vers 13 noemt Paulus de vruchten van het hoog aangeschreven staan. Over de weduwen schrijft hij dat zij goed bekend moeten staan staan (h5:10), en over slaven die hun gelovige meesters moeten dienen zodat de leer niet gelasterd wordt (h6:1).

Geboden en aanwijzingen
In hoofdstuk 4 pakt Paulus de draad van de twistgesprekken van de dwaalleraren opnieuw op. Hun geboden noemt hij zelfs leringen van demonen. Het gaat concreet over het verbieden van trouwen en het eten van bepaald voedsel. Dat zou kunnen gaan over een bepaalde ascetische levensstijl, die Paulus dringend afwijst. Alles wat onder dankzegging wordt aanvaard noemt Paulus geheiligd door het Woord van God en het gebed. Dat is een heel andere houding dan paal en perk stellen wat wel en niet mag om bij God in de gunst te komen.

De brief behandelt dus 2 soorten voorschriften. Als eerste de geboden van de dwaalleraren, die Paulus afwijst. Als tweede zijn er de voorschriften die Paulus geeft. Deze geeft hij soms expliciet in het kader van de verkondiging van het Evangelie. De kerk moet een goede geur verspreiden onder de ongelovigen. De aanwijzingen vanaf hoofdstuk 2:8 horen bij deze 2e categorie. Paulus begint namelijk met: “Daartoe ben ik aangesteld als prediker en apostel, als leraar van heidenen in geloof en waarheid.” In vers 8 geeft Paulus dan de eerste aanwijzing aan de mannen, om deze prediking te ondersteunen: “Ik wil dan dat mannen bidden zonder toorn en meningsverschil”. Het woordje ‘dan’ laat het verband zien tussen de aanwijzing (bidden zonder toorn) en de verkondiging van het Evangelie. Dat bidden met opgeheven handen is geen doel in zichzelf, alsof dat dé manier is waarop God ten alle tijde aanbeden wil worden. Het is hier te plaatsen in Efeze een middel om de verkondiging te dienen. Wat moeten de niet gelovigen wel niet van Christus vinden als de gelovigen rollend over straat ruziën? In vers 9 gaat hij verder tegen de vrouwen: “Evenzo wil ik dat de vrouwen…”. De aanwijzingen die volgen zijn dan natuurlijk ook geen doel in zichzelf, maar ‘evenzo’ een middel om zijn apostolische opdracht te ondersteunen.

Contextueel
De aanwijzingen van Paulus zijn niet normatief/wettisch van aard, maar contextuele aanwijzingen die de christenen in Efeze op dat moment moeten helpen om van de kerk een plaats van licht te maken, in plaats van een donker gat van ruzie en twistgesprekken. Dit is in lijn met andere brieven van Paulus (die Timotheüs als geen ander kent). 1 Korinthe 9:19-23 is het duidelijkst, Paulus schrijft dat hij zich in elke context aanpast aan zijn omgeving om mensen te winnen voor het Evangelie: “Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden.” (vers 22). Een levenshouding die we ook terugvinden in bijvoorbeeld de 1ste brief van Petrus, waarin hij christenen opdraagt zich aan de overheden te onderwerpen (h2:13-15), slaven aan hun meesters (h2:18-20), en vrouwen aan hun man (h3:1-2). Telkens opnieuw met als doel dat het Evangelie mensen kan bereiken in hun eigen context.

Efeze was een voormalige Griekse kolonie in het huidige Turkije die in de tijd van Paulus onder direct Romeins bestuur viel. Zoals in alle Romeinse steden was er sprake van een soort emancipatie golf onder vrouwen. Deze vrouwen onderscheidden zich met opzichtige kleding en cosmetica, en door het krijgen van kinderen niet als taak te zien. Efeze ligt aan de westkust van Klein-Azië, waar deze opkomst van de ‘nieuwe Romeinse vrouw'[2] groter was dan in de rest van de provincie. Dit werd mede veroorzaakt door aanwezigheid van de tempel van Artemis waar vrouwelijke priesters prominente posities hadden[3]. Maar deze emancipatie-golf leidde, juist ook onder de Romeinen, ook tot veel onenigheid en was vooral een fenomeen van de hogere klasse, hoewel ze zelfs daar niet algemeen geaccepteerd was. De jonge kerk bestond uit mensen uit alle lagen van de maatschappij.

De tekst zelf
Met dit alles in gedachte kunnen we naar de tekst zelf kijken:

Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid.
Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft,  en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt.
Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen.
Maar zij zal in de weg van het baren van kinderen zalig worden, als zij blijft in geloof, liefde en heiliging, gepaard met bezonnenheid.
” (1 Timotheüs 2)

Vooral de zin over de misleiding van Adam, en de schuld van de overtreding die volledig bij de vrouw gelegd lijkt te worden, vraagt onze aandacht. Dit kan niet betekenen dat Adam niet misleid is of niet tot overtreding is gekomen. Met deze zin, en de opmerking dat Adam eerst is gemaakt, en daarna Eva, reageert Paulus op vroege vormen (voorlopers) van het gnosticisme. In Efeze speelde al op dat moment. Daarin werd geleerd dat Eva voor Adam geschapen was, en superieur was aan hem omdat zij de ontdekker was van de goddelijke kennis. Zij zou zonder zonden zijn[4].
We mogen die zin over de scheppingsvolgorde niet loskoppelen van de zondeval. Als een moeder zegt: “Je mag niet naar buiten want het is al donker, en je bent stout geweest”, dan zijn beide redenen op zichzelf voldoende om het kind binnen te houden. Als het nog niet donker was mocht het niet naar buiten omdat hij zijn zusje had geslagen, en als hij zich netjes had gedragen was het nog steeds donker.
Zo werkt het niet met Paulus’ verwijzing naar de scheppingsorde. Het noemen daarvan, en de rol van Eva bij de verleiding en overtreding, staan niet los van elkaar. Het is niet zo dat als Eva niet zou zijn misleid, dat ze dan toch onderdanig had moeten zijn aan Adam in de eeuwige hof van Eden.

In Genesis 1 worden man en vrouw namelijk tegelijk geschapen, beiden met de opdracht om te heersen (lees ook dit blog). Ook in Genesis 2 had de vrouw de rol om samen met de man, naast elkaar de hof te beheren. In Genesis 1 en 2 is er dus geen sprake van een normatieve scheppingsorde.
De onderwerping van de vrouw gebeurt pas na de zondeval. Pas dan geeft hij haar de naam Eva. (Dat betekent ‘moeder van alle levenden’, waarmee direct de link gelegd is met Paulus’ opmerking dat zij in de weg van het baren zalig zal worden, wat gelijk ook een uitspraak is tegen de nieuwe Romeinse vrouw). Paulus maakt dus korte metten met deze proto-gnostische dwaalleer. Dat doet hij door het accent zeer nadrukkelijk op de rol van de vrouw bij de zondeval te leggen. Waar hij in de Romeinen brief alleen over Adams rol spreekt, en Adam alle schuld geeft, legt Paulus hier de nadruk op de rol van de vrouw bij de zondeval. Hoewel de vrouw voortkwam uit Adam en pas na hem geschapen werd, was zij de eerste die at. De vrouw was degene bij wie de zonde begon. Los van de context lijken dat boude uitspraken, binnen de context van de dwaalleer en de situatie in Efeze, en tegen de achtergrond van de goed geïnformeerde lezer Timotheüs, vallen deze uitspraken binnen de volle breedte van de theologie van Paulus. De vrouw is niet vrij te spreken van haar rol bij de zondeval, en kan zich niet beroepen op de goddelijke kennis die de man niet heeft.

Torah
Dat leidt tot de vraag of we de bijbehorende aanwijzingen ook buiten de context van Efeze moeten toepassen? Wil Paulus dat vrouwen te alle tijden zwijgen in de kerk, zich laten onderwijzen, en zelf geen onderwijs geven? Het belangrijkste onderwijs ooit werd door vrouwen gegeven! Zij vertelden nota bene de discipelen dat Jezus was opgestaan. (Die vonden dat maar kletspraat, en gingen zelf kijken.) Wat misschien nog wel opvallender is, is dat de Torah nergens zo’n zwijggebod geeft. Waarom zou Paulus hier een algemene christelijke regel kunnen uitvaardigen, als de wet die niet geeft? Als Paulus verwijst naar een scheppingsorde, dan mag je ook verwachten dat Mozes deze expliciet benoemt in de wet. Maar noch in Genesis, noch in de rest van de Torah wordt de schepping normatief toegepast als zwijggebod voor de vrouw.

Een belangrijke aanwijzing dat Paulus hier geen goddelijke tijdloze wet geeft, maar een context gerelateerde aanwijzing, blijkt uit de manier waarop hij het formuleert. Hij schrijft vanuit zichzelf: “Ik wil dat mannen…” (vers 8), “Ik sta niet toe dat een vrouw…” (vers 12). Dit betekent niet dat Paulus buiten zijn boekje gaat, en eigenmachtig optreedt. Het betekent dat hij zijn ambt serieus neemt, en als leider van de gemeente aanwijzingen geeft. Deze aanwijzing is hard nodig omdat er ruzie is in de gemeente. Enerzijds dwaalleraren die wetten interpreteren en toe willen passen, anderzijds hooggeplaatste vrouwen die een hogere plaats opeisen met een beroep op een proto-gnostische dwaalleer, of vanuit hun eigen ideaal van de nieuwe Romeinse vrouw. Wat moeten de buitenstaanders, waar Paulus telkens oog voor heeft, hier niet van vinden? Zeker buitenstaanders die toch al niets moeten hebben van de nieuwe Romeinse vrouw.

Aanpassen
Paulus wil rust in de gemeente. Daarom roept hij de vrouwen ook op om zich terughoudend te kleden. Opnieuw is hier geen sprake van een algemeen christelijk kledingvoorschrift, maar vraagt Paulus de vrouwen om zich aan te sluiten bij de normale culturele kledingvoorschriften. (Hoewel terughoudendheid natuurlijk een goede christelijke eigenschap is op alle vlakken!) De emancipatiestrijd van de vrouw mag niet worden uitgevochten ten koste van de jonge gemeente. Wat moet de buitenwereld wel niet denken van het Evangelie als de kerk een centrum wordt van de beruchte nieuwe Romeinse vrouw?

De manier waarop Paulus zich uitspreekt over de positie van de vrouw in de maatschappij zien we ook terug in 1 Korinthe, Efeze, Kolossenzen en Titus. Dezelfde overeenkomsten zien we in de eerste brief van Petrus. Telkens staat dit in verband met de ongelovigen die buiten de gemeente staan. In de Korinthe brief moet de vrouw haar plaats weten ‘omwille van de engelen’. Die engelen zijn de voorgangers, die maatschappelijk te schande staan als de vrouwen hen niet op de gebruikelijke Griekse wijze gezag toekennen. In de Kolossenzen en Efeze brieven staat de onderwerpings opdracht in de context van het uitbuiten van de geschikte tijd om het Evangelie te verkondigen. Wandel in Wijsheid met hen die buiten zijn, schrijft Paulus: “Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt” (Kolossenzen 4:5-6). Aan Titus schrijft Paulus dat vrouwen zich moeten onderwerpen opdat het woord van God niet gelasterd wordt. Petrus schrijft aan de vrouwen: “Onderwerp u dan omwille van de Heere aan alle menselijke orde (..) Want zo is het de wil van God, dat u door goed te doen het onverstand van de dwaze mensen de mond snoert; (..) Want dat is genade, als iemand om het geweten voor God dingen verdraagt die hem pijn doen, en daarbij ten onrechte lijdt.” Let ook op dat ‘ten onrechte’. Het is niet Gods wil dat de vrouw onderdanig is, dat onrecht wordt door de menselijke zonden veroorzaakt. Wat Paulus en Petrus willen is dat vrouwen dit onrecht ondergaan zodat de boodschap van gerechtigheid mensen kan veranderen.
Deze brieven sluiten nauw aan bij deze brief aan Timotheüs waarin ook telkens ook is voor de buitenstaanders.

De 2e opvallende overeenkomst tussen deze brieven is dat er soortgelijke opdrachten aan de slaven wordt gegeven. Die  moeten juist hun meesters onderdanig zijn. Bij 3 van de 5 Paulinische aanwijzingen wordt een verband met de schepping gelegd, en in 5 van de 6 brieven wordt de pijn verzacht met de christelijke zalf van de liefde: “Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft” (Efeze), “Evenwel is de man niet zonder de vrouw, en de vrouw niet zonder de man, in de Heere.” (1 Korinthe), “in de wetenschap dat u van de Heere als vergelding de erfenis zult ontvangen, want u dient de Heere Christus.” (Kolosenzen).

Overheersing
Als Paulus in zijn brieven de positie van de vrouw in de cultuur van zijn tijd bespreekt, is het logisch dat hij verwijst naar de zondeval. De vrouw zat namelijk in een onrechtvaardige positie. Maar hoe was zij daarin gekomen? In Genesis 3 greep de mens zelf de macht. Vanaf dat moment ging de man over de vrouw heersen. Toen begon de ellende, met millennia van onderdrukking, verkrachting, misbruik, en vrouwen als mannelijk eigendom tot gevolg. God heeft dit niet zo gewild, hij schiep de mens als man en vrouw, met de bedoeling dat zij naast elkaar zijn stadhouders zouden zijn. Samen dragen zij zijn beeld. Het is de mens zelf die de ongelijkheid veroorzaakt heeft. Maar het werkt ook andersom, de vrouw is niet een onschuldig slachtoffer van de geldingsdrang van de man.
De vrouw had ook zelf een aandeel in deze zondeval. Sterker nog, hoewel ze pas later op het toneel verscheen, was ze de eerste die van de vrucht at. De ondergeschikte rol die de vrouw had in de Griekse wereld, en in mindere mate ook hier in Efeze, is mede aan haarzelf te danken. Er is geen reden voor oproer met een beroep op proto-gnostische dwaalleren die de vrouw vrij zouden pleiten. De vrouwen kunnen in de kerk geen belangrijkere rol claimen dan de man. Aan het eind van de brief lijkt Paulus expliciet naar het gnosticisme te verwijzen: “wend u af van onheilige, inhoudsloze praat en tegenstellingen van de ten onrechte zo genoemde kennis.” (Gnostiek betekent letterlijk kennis, en draait om het hebben van de goede, goddelijke kennis).

Nieuwe Romeinse vrouw
Misschien heeft Paulus alleen die vrouwen op het oog die deze dwaalleer verkondigen, en wil hij dat (alleen) zij zwijgen. Het is ook mogelijk dat Paulus in het algemeen wil dat de strijd om de nieuwe Romeinse vrouw niet in de kerk gevoerd wordt. Dan roept hij vrouwen op om zich aan te passen aan de (nog steeds geldende) maatschappelijke orde, zoals hij dat ook bij slaven doet. Wees gehoorzaam aan je meester en aan de man.
Ik denk dat dit laatste voor de hand ligt. De woorden zijn te algemeen geformuleerd om alleen de dwaallerende vrouwen het zwijgen op te leggen. Bovendien is het in lijn met de andere brieven waarin hij vrouwen ook opdraagt om zich te houden aan de (dan geldende) maatschappelijke orde. Dit past heel goed in de algemene tendens van de brief om oog te hebben voor het imago van de gemeente bij de buitenwereld. Het past bij Paulus’ formulering vanuit zichzelf: “Ik sta niet toe..”, het past bij de opdracht die mannen een paar regels eerder kregen die ook context gerelateerd is, en de algemene context van het hoofdstuk waarin Paulus schrijft over de rust en het stille leven dat hij de gemeente toewenst. Het past bij de nadruk die hij legt op zijn aanstelling als prediker van het Evangelie. Als het zwijggebod een algemene wet voor altijd zou zijn, past dat niet bij zijn uitspraak dat de wet niet voor gelovigen geldt. Het past al helemaal niet binnen de kaders van de liefde die hij daarbij schetst. Dat de zinnen zo kort en ongenuanceerd geformuleerd zijn past bij het feit dat hij Timotheüs aanschrijft, zijn belangrijkste medewerker, en grootste kenner van zijn theologie.

De vrouwen in Efeze moeten zich gedeisd houden vanwege de omstandigheden ter plaatse. Dit mag niet begrepen worden als een algemene christelijke wet die ook bij ons nog van toepassing is. Sterker nog, als je deze brief op onze tijd en cultuur zou toepassen, dan betekent het dat we vrouwen nu juist wel moeten laten leren en onderwijzen. Het is in onze cultuur (gelukkig!) volledig ongepast als mannen de vrouwen overheersen en hen het zwijgen opleggen. Dat levert ons geen ‘rust’ op, en hindert het Evangelie van Jezus Christus. Deze brief heeft dus heel veel waarde voor de kerk van nu. De culturele context is veranderd, dus de toepassing van Paulus boodschap is ook anders. Maar het doel blijft overeind staan. We moeten ons aanpassen aan sociale normen en maatschappelijke verhoudingen zodat we het Evangelie kunnen verkondigen onder de niet-gelovigen, met onze woorden, maar allereerst met onze daden. Onrecht in stand houden binnen de kerk, waar dit in de maatschappij om ons heen verdwenen is is een zeer afkeurenswaardige zaak. Het gaat ten koste van de vrouwen van de gemeente, en ten koste van het beeld van Christus onder de ongelovigen.
Een conservatief, mannelijk ambtsbeeld lijkt oppervlakkig Paulus’ aanwijzingen te volgen, maar mist zijn inhoudelijke theologie en doel volledig.

God heeft man en vrouw samen geschapen naar zijn beeld. Als wij de vrouw niet toelaten op de kansel of in het ambt, dan mist het ambt een deel van het beeld van God. Behalve natuurlijk als die vrouwen een dwaalleer gaan verkondigen, dan moeten zij zwijgen, maar dat geldt nu allereerst voor mannen.

————

Noten:
[1] Zie de openingsverzen van deze brieven, waar Paulus Timotheüs nadrukkelijk noemt als medeschrijver.: “Paulus, apostel van Jezus Christus door de wil van God, en Timotheüs, de broeder, aan de gemeente van God die in Korinthe is” (2Kor1:1), “Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Jezus Christus, aan al de heiligen in Christus Jezus die in Filippi zijn” (Fil 1:1), “Paulus, door de wil van God een apostel van Jezus Christus, en Timotheüs, de broeder, aan de heilige en gelovige broeders in Christus die in Kolosse zijn” (Kol 1:1), “Paulus, Silvanus en Timotheüs aan de gemeente van de Thessalonicenzen” (1 Thes 1:1 en 2 Thes 1:1), “Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timotheüs, de broeder, aan Filemon, de geliefde en onze medearbeider, en aan Appia, de geliefde, en aan Archippus, onze medestrijder, en aan de gemeente, die bij u thuis samenkomt” (Fil 1:1-2)
[2] Bruce W. Winter, Roman wives, Roman widows, The appearance of New Women and the Pauline Communities, 2003, p99
[3] Rudolf Steiner, Mystery Knowledge and Mystery Centres, 14 Lectures by Rudolf Steiner, 2013, p257
[4] http://newlife.id.au/equality-and-gender-issues/adam-and-eve-in-gnostic-literature/

Reacties