Zondekennis en naastenliefde zijn noodzakelijk in het maatschappelijk debat

self-reflectionNog steeds schaam ik me als ik er aan terug denk. De vluchtelingen discussie was nog maar net losgebarsten, en ik schreef ergens op Facebook dat de vluchtelingen het beste opgenomen konden worden in de buurlanden van Syrië. Ad de Boer wees me erop dat die landen al veel vluchtelingen hadden opgenomen, en plaatste er een foto van zo’n massaal lokaal vluchtelingen kamp bij. Ik gaf het nog niet op, dacht dat het over de Palestijnse kampen ging die al tientallen jaren bestaan. Maar nee, nogmaals wees mijn gesprekspartner me er vriendelijk op dat dit allemaal recente Syrische vluchtelingen waren. Het zette me er genadeloos bij stil dat mijn visie, kennis en overzicht beperkt is.

Regelmatig moet ik denken aan mijn eigen door-het-ijs-zak moment (En uiteraard zijn er nog andere voorbeelden). Vooral omdat ik zie dat om mij heen iedereen die deelneemt aan maatschappelijke debatten dat soort momenten heeft. Eerlijk is eerlijk, niemand heeft alle kennis, niemand heeft een compleet beeld, niemands visie is compleet. En uiteraard zijn we allemaal te positief over onze eigen visie, en te negatief over die van de ander. Onze eigen gedachten begrijpen we immers het beste, en omdat die van onszelf is geven we die het voordeel van elke twijfel.

Als we dan niet bewust zijn van onze eigen beperktheid, dan ontstaat een groot gevaar van zelfoverschatting. Dat gaat direct samen met het niet meer serieus nemen van je gesprekspartner. In plaats van het proberen te begrijpen van de ander, gaan we op zoek naar onvolkomenheden. Als we die gevonden hebben (en wie goed zoekt vindt altijd wat), dan gaan we daar volledig op los. Dan maken we een karikatuur van de mening van de ander: “Ze willen de Sharia allemaal invoeren.” “Het zijn fascisten die de holocaust willen herhalen.” “Ze willen ons land volstoppen met vluchtelingen ten koste van onze bejaarden.”

Als je met iemand spreekt die je serieus neemt, dan zie je communicatie fouten door de vingers. Dan denk je: “Hij zegt dat een beetje krom, maar ik begrijp wat hij bedoelt”. Kortom: je gunt elkaar het voordeel van de twijfel. Maar als je elkaar niet meer ziet als goed bedoelend mens, dan wordt het gesprek guur en verbeten, dan wordt het een wedstrijd, een gevecht. In plaats van dat je samen op zoek gaat naar een oplossing, ga je op zoek naar een manier om de ander knock-out te slaan. Taal is al zo ontzettend ingewikkeld. Wat de één bedoelt als definiëring hoort de ander als kwalificering. Waar de één probeert het recht van groep A voor het voetlicht te brengen, hoort de ander een aanval op groep B.

In de Bijbel lezen we het verhaal van de zondeval twee keer. In Genesis 3 met de boom van Kennis, in Genesis 11 nog een keer bij de toren van Babel. In beide gevallen wil de mens opklimmen tot God, en leidt de mens aan zelfoverschatting. Beiden hebben hun eigen accenten. In Genesis 3 gaat het over de mens die goed van kwaad wil onderscheiden. Niet God, maar de mens regeert. Het hebben van kennis over iets betekent hier dat je er macht over hebt, dat je beschikt en beslist over goed en kwaad. ‘Als God zijn’ heeft een positieve intentie: de normen en waarden gaan bepalen om zo het kwaad uit te willen sluiten. Want vergis je niet, als de mens van die boom eet, doet ze dat met het doel om het goede te gaan doen! Niemand wil slecht zijn. Dat is de ironie van ons mens zijn. Zelfs onze allerslechtste handelingen omgeven we met smoesjes over hoe goed we het bedoelen, of hoe de ander het zelf verdiend had en rechtvaardig het dus is. Was het maar waar dat we kwaad berokkenen omdat we zo graag slecht willen zijn. Uitzonderingen daargelaten zijn het juist onze beste bedoelingen die de meeste pijn veroorzaken. De mens kan goed en kwaad niet uit elkaar houden, dat hadden we bij God moeten laten liggen, nu zitten we met de gebakken appels.

Ieder mens heeft andere goede bedoelingen. De een bedoelt het beste met oorlogsvluchtelingen, de ander heeft meer oog voor vrouwen of ouderen in achterstandswijken, of de toekomst van de kinderen. Daarom is het gesprek belangrijk, maar dan komt die akelige Toren van Babel om de hoek kijken. We begrijpen elkaar gewoon niet. Als we elkaar dan ook nog eens zien als de verpersoonlijking van het kwaad (en onszelf als superieur goedwillend), dan is de kans om van elkaar te leren weg. Dan begrijp je een: “Geef die baksteen eens aan” als een verwensing dat je je werk niet goed doet. Dan hoor je als iemand pleit voor begrip voor jongeren die zich ontheemd voelen op hun eigen geboortegrond een wens om buitenstaanders van die geboortegrond weg te houden. Wanneer een ander dan pleit voor het accepteren dat culturen verschillend mogen zijn, hoor je een diskwalificatie van je eigen cultuur. Ten onrechte, babylonische spraakverwarring.
Als we de ander erkennen waar hij erkenning verdient, dan komt er ook ruimte om hem tegen te spreken waar hij tegenspraak verdient. Maar door onze spraakverwarring willen we enkel 100% onze opvattingen, en 0% die van de ander. Erg realistisch is dat niet, zelfs een beetje dom.

Kennis van je eigen ‘zonden’ is daarom van wezenlijk belang. Daar begint het gewoon mee. Allereerst erkennen dat je eigen visie beperkt is, je kennis niet volledig, en je eigen ideeën eenzijdig zijn. Erkennen dat je woorden anderen onbedoeld pijn doen, je oplossingen nare bijeffecten hebben, en je visie aanvulling nodig heeft. Als je dat van jezelf begrijpt, dan zul je het ook van de ander begrijpen. Dan is die ander, ondanks zijn beperkingen, nog steeds een goed bedoelend mens, en geen kwade fascist of linkse gutmensch die enkel zijn eigen kwade plannetjes wil realiseren. Dan kun je de ander aanvaarden, ondanks zijn fouten en gebreken. Dan kun je naar hem luisteren zonder de wil om hem te tackelen, maar met de wens om echt te begrijpen wat er aan de hand is.

Als je weigert om met de ander in gesprek te gaan, vanwege zijn onderbuik gevoelens, vanwege zijn domme fascistische neigingen, vanwege zijn overdreven angst, dan blijkt daar enkel zelfoverschatting uit. Kennelijk lukt het je dan nog niet om te zien dat je zelf ook niet helemaal oké bent. Dat je zelf ook niet enkel goede vruchten plukt van de Boom van Kennis. Dat de manier waarop je zelf spreekt ook geen onvervalst liturgisch Latijn is. De weigering om de ander aan te horen staat gelijk aan de weigering om van hem te willen leren. Het past bij het idee dat je al genoeg weet, en de ander je niks meer te vertellen heeft. Maar hoe meer je weet, hoe meer je weet dat je niets weet.

De ander respecteren en accepteren is niet hetzelfde als de ander gelijk geven. Onderbuik gevoelens blijven onderbuik gevoelens. Fouten zijn geen feiten. Onnodige angsten hoeven niet bevestigd te worden. Zie het maar als een hele grote ingewikkelde puzzel die uit 1000 stukjes bestaat. 10 deelnemers hebben elk 150 stukjes. Niemand kan de puzzel alleen compleet maken, maar tegelijkertijd zijn er ook veel stukjes overbodig, daar moeten we van af. Iedereen heeft de wil en de wens om die puzzel af te krijgen. Misschien heeft niet elke deelnemer evenveel relevante stukken, maar dat kan hen ook niet kwalijk genomen worden. Iedereen heeft de stukken die hij gekregen heeft, we hebben onze stukken ook niet altijd zelf uitgezocht.

Dat is naastenliefde, de ander liefhebben omdat hij is zoals je zelf bent, omdat hij je aanvult. Naastenliefde is niet neerbuigend, geen goedwillende poging om die mindere mens toch ook maar wat te gunnen. Naastenliefde betekent dat je van de ander houdt zoals je van jezelf houdt. Hij is als jij. Andere fouten, ander karakter, andere omstandigheden, maar toch hetzelfde. Een tobber die geluk zoekt te midden van een wereld die op drift is. Onze oplossingen zullen nooit compleet zijn, zelfs niet als we met zijn tienen eerlijk rond de tafel gaan zitten. Toch geloof ik dat een wereld waarin we steeds meer zondekennis en naastenliefde hebben een prettigere wereld is dan de huidige. Op die manier groeit het Koninkrijk van God.

Reacties